Noord en Zuid. Jaargang 2
(1879)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Auteursrechtvrij
[pagina 306]
| |||||||||||||||||||||||||
Boekbeoordeelingen.Vondel Herdacht, door Mr. J.E. Banck. Haarlem, W.C. de Graaf. (z.j.) f 0,60.In Dyserinck's gedenkschrift, Vondels sterfdag na twee eeuwen gevierd te Amsterdam en KeulenGa naar voetnoot1) is ten duidelijkste bewezen, dat de waardeering van Vondel onafhankelijk is geweest van de geloofsbelijdenis zijner bewonderaars. Dat Vondel meer Roomsch dan geniaal is, heeft zeker vóor 1879 niemand beweerd. Onder de 33 in gemeld gedenkschrift met name genoemde artikelen, merken we op artt. van Mr. J.E. Banck in den Spectator van 5, 12, 19 en 26 April en 3 Mei - van welke artikelen we hier een afdruk met geringe wijziging ontvangen. Deze artikelen, waarin de schr. betoogde, dat Vondels poëzie na zijn overgang tot de Roomsche kerk, minder was geworden; dat hij ontrouw was geworden aan zijne beginselen en dat de feestviering van verdachte kleur was, - deze artikelen werden van verschillende zijden heftig bestreden en te beter is het, dat Mr. Banck ze nu afzonderlijk uitgeeft. Wij voor ons zijn aangaande Vondel eene andere meening toegedaan; maar we moeten toch de lezing van deze brochure bijzonder aanraden; eendeels omdat alles wat op den gedenkwaardigen 5 Februari betrekking heeft onze belangstelling verdient, anderdeels omdat de schr. op elke bladzijde de bewijzen geeft, met Vondel's eigen werken te rade te zijn gegaan en dat hij voor zijn zorgvuldig bewerkt boekje met recht eenige belangstelling mag eischen. | |||||||||||||||||||||||||
Jan Klaaszen en andere kluchtspelen aan de hand van Troost geschetst, door Arnold Ising. 's Gravenhage, Martinus Nijhoff 1879.Terwijl we vaak om laffe aardigheden uit den vreemde lachen, blijven velen onzer onbekend met den soms wel wat plompen, maar toch zoo echt Nederlandschen humor uit onzen bloeitijd. Mist ze de fijne zet van het Fransche bon mot, is ze niet zoo diep als menige Duitsche en Engelsche geestigheid, ze teekent beter dan eene andere het karakter des volks. Daarom behoorden we Breeroo en Asselijn, Bernagie e.a. te lezen, om ons den Hollander der 17e eeuw te doen kennen en daardoor onze geschiedenis der 17e eeuw te leeren verstaan. Tot dat besluit komt zeker ieder, die dit hoogst nuttig en aanbevelenswaardig boekje gelezen heeft, waarin we leeren, hoe de groote en volgeestige Troost de onderwerpen voor zijn bekende pastelteekeningen op 't Rijks museum te 's-Hage aan 17e eeuwsche kluchten, vooral ook aan Asselijn ontleende. - Dat het werkje - hoewel daarin ook Kloris en Roosje, de Wiskunstenaars, Arlequin toovenaar en barbier e.a. behandeld worden - naar den Jan Klaaszen genoemd werd, geschiedde omdat de schr. daarin o.i. voldingend bewijs levert, dat de Jan Klaaszen uit de poppenkast zijn naam aan de klucht van Asselijn ontleende. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 307]
| |||||||||||||||||||||||||
Studiepunten. Zakboekje voor aanstaande Onderwijzers, door een Onderwijzer. St. Anna-Parochie. J.J. Bekius.Dit werkje geeft in 42 bladz. postf. het een en ander over Taal, Opvoeding, Natuurkunde, Geschiedenis, Aardrijkskunde, Rekenkunde, Vormleer, Zangkunde. We hebben bezwaar tegen het woord Studiepunten en tegen 't boekje, dat zoo heet. Slechts zeer zelden zal 't een genie gelukken eene wetenschap te karakteriseeren in 5 à 10 bladz., maar de ongenoemde schrijver behoort niet tot hun getal; hoe kon hij in zoo weinig ruimte klaar komen, als hij daarin ook nog moet vertellen, wat iedereen weet, bijv. dat de noten op en tusschen vijf lijnen worden geplaatst, dat een meter 't veertigmillioenste deel van de (?) omtrek der aarde is (bl. 40), dat de Rijn bij Lobith in ons land komt en derg. Aan de ‘Taal’ zijn 10 bl. gewijd, die zeer zonderlinge dingen verkondigen. Onbekendheid met de drukteekens is oorzaak, dat de Schr. allerlei wartaal laat drukken zooals bijv. Men kan alleen als onderwerp voorkomen (bl. 5) waar hij bedoelt: Men kan alleen als onderwerp voorkomen. Volgens bl. 2 geeft de nominatief het middelpunt eener werking te kennen, stelde (?) de vocatief een voorwerp voor, tegenover den spreker aanwezig; kan ook in ‘de belegering der stad’ de gen. zoowel subj. als obj. zijn; - trouwens de schr. zelf deed beter eerst een goede spraakkunst te bestudeeren, - v. Helten, Terwey, De Groot bijv. eer hij onderwijs in 't Nederlandsch ging geven. Er boeken over schrijven kan eene nuttige oefening zijn, om er wat van te leeren, maar dan moeten die boeken ongedrukt blijven. - Men oordeele: bl. 10 No. 27: De vier gegevens, die noodig zijn om een w.w. te vervoegen:
Bl. 113 der Grondb. is den Schr. nog niet duidelijk genoeg en zoo lezen we bl. 11 't zeer vermakelijk bericht: ‘Dinsdag schrijft men, omdat dezen (?) dag genoemd is naar den krijgsgod Mars. De Nederlandsche benaming is eene vertaling van 't Latijnsche dis Martis. Het gebruik heeft hier eene n ingeschoven,.... tengevolge van 't inschuiven dier n wordt de voorafgaande vocaal verkort, en men krijgt dus din voor dien.’ Dezelfde bladz. leert ons den schrijver ook als verzenmaker kennen:
No. 37. Weglating van 't lidwoord: Wanneer men iemand aan wil spreken,
Dan dient 't lidwoord maar geweken.
Noemt men een stof, in 't algemeen, -
Geen lidwoord mag te voorschijn treên.
Bij titel, opschrift, enzoovoort,
Denk, dat daar bij geen lidwoord hoort.
Gebruikt gij 't meervoud onbepaald,
Geen lidwoord mag er bij gehaald.
Bl. 13. Leiden is de causatief van lijden d.i. gaan. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 308]
| |||||||||||||||||||||||||
Bl. 14 Wanneer een samengesteld woord een vruchtboom noemt, dan komt e tusschen de leden der samenstelling.
Bl. 15 leert ons: de vijf wijzen van het werkwoord, enz. enz.
Bl. 16 leert ons, dat ‘opvoeden beteekent: voeden tot iets hoogers.’
Hoe kan men hoofdonderwijzer zijn en 42 bladz. vol onzin en wartaal schrijven! Wat zou 't schooltoezicht aan dien man en aan die school doen? En wat moet er van de leerlingen worden? Waarlijk, 't is nog niet overal een ideale toestand in onze vaak zoo hoog verheerlijkte school. | |||||||||||||||||||||||||
Vlaamsche Bibliographie, Lijst van Nederlandsche boeken tijdschriften en muziekwerken in België in 1878 verschenen. Gent, J. Vuylsteke 1879. Uitgave van het Willemsfonds.Het Willemsfonds geeft ons een welkom geschenk in dit werkje, dat voor 1878 opgeeft als nieuwe uitgaven, herdrukken, vertalingen enz. enz.
Indien we deze lijst vergelijken met het aantal werken, die wij ervan in Noord-Nederland kennen, dan moet het ons duidelijk worden, dat we wel verplicht zijn wat meer acht te slaan op de letterkunde van onze zuidelijke taalbroeders, omdat het in beider belang is, dat ons taalgebied worde uitgebreid en dat allen weten, dat Noord- en Zuid-Nederland slechts éene gemeenschappelijke literatuur hebben. | |||||||||||||||||||||||||
Bloemlezing ter vertaling in het Nederlandsch, door J. Oosting. Groningen, Noordhoff en Smit, 1879. f 0.60.Voor de beoefening der Nederlandsche taal moeten we dit boekje, dat slechts éene bladzijde Nederlandsch bevat, ten sterkste aanbevelen - de vruchten zullen niet uitblijven. Te kwader ure heeft men 't schriftelijk vertalen uit de vreemde taal in de moedertaal als nutteloos veroordeeld. Nutteloos is 't zeer zeker grootendeels, in de laagste klasse; maar weldra hebben de leerlingen zooveel vorderingen gemaakt, dat ze zich kunnen wagen aan een stuk, dat eigenaardige moeielijkheden heeft en dan begint de groote oefening. Er zoo wat van maken, den zin zoo ongeveer zeggen, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 309]
| |||||||||||||||||||||||||
dat gaat gemakkelijk, maar letterlijk zeggen, wat er staat en toch zóo, dat de vertaling zuiver Nederlandsch blijft, zóo als Moulin, Kok, Burgersdijk Shakespeare vertalen, zóo als ten Kate sommige zijner meesterlijke vertalingen bewerkte, zóo als Lewis bijv. Goethe's Fischer, Carlyle en Wallenstein - dat is eene oefening, eene inspanning voor de meest gevorderden. Velen willen zelfs 't mondeling vertalen in de moedertaal afschaffen; mij is 't steeds eene hoogst vruchtbare oefening gebleken naast andere oefeningen en niet om, zooals vroeger soms geschiedde, 't daarbij te laten. De Bloemlezing van Oosting bevat kleine fragmenten veelal uit nieuwe schrijvers en gewoonlijk met eigenaardigheden in den stijl of in de keus der woorden. Het komt me echter voor, dat het werkje bij een herdruk nog beter dienst zal doen, als de stukken nog wat moeielijker worden en vooral het proza een grooter aandeel krijgt. Ook moet dan niet het leeuwenaandeel aan het Duitsch komen. Stukken van Johannes von Müller, von Hartmann, Scherr, Carlyle, Ralph Emerson, artikelen uit de Revue des deux Mondes, uit de Nineteenth Century, the Forthnightly e. derg. vertoonen meer moeielijkheden, dan de meeste hier opgegeven. Ik zou daarom graag enkele, gemakkelijke stukken, zoo als er genoeg in alle bloemlezingen staan, vervangen door andere, liefst prozastukken. Voor het Duitsch is reeds eene keurige collectie in het 2e deel van Bone's Lesebuch. Vertalingen van verzen mislukken toch gewoonlijk, men zie bijv. Tollens en vergelijke zijne vertalingen met die van Bogaers of ten Kate. Terecht getuigt Vinet: ‘Qui pourrait se fiatter de connaître sa langue à fond, d'en avoir pleine et entière conscience, à moins d'en étudier une autre. Onder dat motto verscheen zooeven te Parijs bij den schrijver F. Mousson, Avenue des gobelins 65 Paris eene Anthologie die fco. p. post wordt verzonden aan hen, die een postwissel van elf of van negen franken zenden, naarmate zij de pracht-uitgave of de andere verlangen. Daar kan men leeren, wat vertalen is, waar de beroemdste dichters door hunne evenboortigen vertaald zijn in Fransch, Engelsch, Duitsch en Italiaansch. |