Nieuwe Wegen. Jaargang 4(1913)– [tijdschrift] Nieuwe wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 143] [p. 143] [Nummer 10] Avondvrede. De zonneschijn wijlt in den kloostertuin op rijpe vrucht en kwijnend goudgeel blad, wijl mediteerend-vroom een bleeke non schrijdt op het bloem-omzoomde middenpad. De hoornen luistren naar het windje dat hun droomen wekt.... In eenen vloed van licht het westen baadt en rijst als sprookjesland.... Ontroerd de zuster beurt het bleek gezicht dat heden over eenen zieke diep diep nijgde, tot zijn woede was gesust en hij, het vloeken latend, hijgend haar met heeten mond de handen heeft gekust.... Zoo frisch, zoo goed voor haar is 't buiten nu! Het is of in de dingen, rond en rond, iets teeders van haar Jezus leeft: Herin- nering die oplicht in dees' stillen stond? Haar maagdenziel smilt weg in vroom geluk, een diepe zalving wijdt haar rein gemoed: mild is het leven voor den mensch die mint en mede-lijdend 't lijden luwen doet. Zij ademt vrêevol.... Menig zwerver doolt verbitterd rond daar hij geen rust geniet! Want wie den strijd des dags niet moedig heeft doorstreden kent den ‘Avondvrede’ niet! Jef VAN DEN HOECK. Coolscamp, 1 oct. 1913. Vorige Volgende