Nieuwe Wegen. Jaargang 3(1912)– [tijdschrift] Nieuwe wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Regendag. Zoo grauw, zoo eenig grijs is weer de hemel deez' kouden, droeven regendag! Nauw breekt door 't zware wolkgewemel -dat als een reuzenspinnerag met viezig-grijze stof beladen om de aarde hangt - een flauw geschemel, den naam onweerd van dag. De regen valt in lange draden droef-drupplend op de daken neer; de boomen, half-versmacht in nevelwaden slaan, stervensreutlend, weg en weer. Eer 't dagen kon was reeds de dag gaan vluchten; nog grauwt het immer, meer en meer... Nu zwijgen gansch de doffe daggeruchten. Ik sta vóór 't raam en, droevig, luister: doch niets en hoor ik te allerwegen, dan 't bangend, leedzwaar windgefluister en 't naar-eentonig drupplen van den regen... Arm. VAN VEERDEGEM. Vorige Volgende