Jaarkrans.
Boer, boerin en hun personeel.
XI.
De voorgangster.
De voorgangster op het boerenhof, dat is de vrouwelijke generaal. Deze is gewoonlijk het wijf, of de dochter, die langst dienst deed op de boerderie, bijzoover die vrouw of dochter, serieus is en handig in alle werken, anders kiest de boer uit den hoop, en met aanvang der werken, in het Maartseizoen, trekt hij mede te velde en stelt de gekozene op de eereplaats.
- ‘Sophie, of Colette, of Threze’ zegt hij, luid en droog-weg, ‘kom hier, jong, ge zult gij dit jaar de slekkeleidster zijn’ en de installatie is eenvoudig volbracht.
Ge kunt denken, dat die toestanden wel eens nijd en steekte verwekken, doch hoe kiescher en fijngevoeliger de voorgangster is, hoe beter de vrede op het werk bewaard wordt.
De voorgangster moet haar meesterschap uitoefenen, zonder het te doen gevoelen; ze moet zeggen zonder spreken en bijten zonder bassen; ze moet 's nuchtens tijlijk aan zijn, zonder schoffelen; ze moet haar potje koffie insleuveren zonder smekken; ze moet korte vooreinden maken en van haar redens geen misdagen maken, zoodat ze allen op een treffelijke uur aan het werk vallen.
Na de maaltijden moet ze de eerste zijn, om een knoop in het rusten te geven en aan te leggen, zonder veel kammelinge te maken, of den tijd onder wege te laten, in hoekjes of kantjes, of aan ditjes en datjes.
Op het werk moet ze de maat geven in kruien, schaven, braken, binden, toedragen, stuiken, nu, in al de verschillende werken.
't Kan lastig zijn en ze moet aleens ijzer kunnen eten en van haar hert een steen maken, als er troebels in de lucht hangen; ja, ze moet den duivel een keerske kunnen lichten en veel over heur mage laten varen, om wel te staan met boer en volk.
Er staat geschreven van de afgoden: ‘ze hebben ooren, doch hooren niet; ze hebben oogen, doch zien niet; ze hebben een mond, doch spreken niet’.
Zoo ook mag en moet de voorgangster gesteld zijn, in veel omstandigheden, doch de kunst voor haar bestaat, in te weten, wanneer ze moet hooren, zien en spreken, en wanneer niet.
Voor haar zelve mag ze niet te kittelachtig zijn, maar voor het profijt van den boer moet ze te messe en te klauwe staan en ze moet dat doen, door woord en daad.