nizeerde hij zijn naam. (Otto Venius). Zoo kende Rubens, als leerling, de twee, in de Vlaamsche Nederlanden, bestaande richtingen: de realistische en de romanistische. Deze twee zou hij later versmelten en verwerken tot één stijl, - zijn stijl.
Op twintigjarigen ouderdom aangenomen als lid van de St-Lucasgilde, krijgt hij van de stad Antwerpen 'n toelage tot het volvoeren van eenige decoratie-schilderingen. Tevens rijpt in hem het besluit 'n reize naar Italië te ondernemen. Eenigen tijd daarna, gaat hij er heen, dragend met zich allerlei brieven van aanbeveling, tot zelfs van den aartshertog Albrecht, schoonzoon van koning Filips II en gouverneur der Zuidelijke Nederlanden.
In Italië bezoekt Rubens Rome, Bologne, Florentië en verblijft te Venetië dat hem meer nog dan de andere kunstmiddens aantrekt. In het zonneland ziet hij de werken van Giorgione, Titiaan, Tintoretto, Veronese, Raphaël, Michel-Angelo, maakt kopijen er naar, - en wordt opgemerkt door Vincent van Gonzaga, hertog van Mantua, denzelfden, die Tasso uit zijn gevang verloste. Deze hertog verbindt den jongen kunstenaar aan zijn dienst, neemt hem mede op reis en huisvest hem in zijn paleis, - 'n museum van allerlei kunstschatten.
Zijn lotsbeschikking, hem gunstig tot hiertoe, blijft hem even gunstig in den vreemde en in den dienst van den vreemdeling. Heel zijn leven lang zal zij hem gunstig blijven.
De hertog van Mantua zendt 'n tijd later den jongen Rubens naar Rome, hem belastend kopijen te maken en hem den kardinaal Montaldo aanbevelend. De jonge Vlaamsche kunstenaar wordt in de Eeuwige Stad zeer wel ontvangen, kent er den Antwerpschen schilder Paul Bril en den Duitscher Adam Elsheimer, die 'n vriend is van Carravaggio, al waar hij dan ook mede in kennis komt.
Van den beginne af is het beslist dat Rubens zich niet uitsluitend aan zijn kunst wijden zal. 't Is zijn beschermer zelf, de hertog van Mantua, die er hem de eerste maal aan onttrekt, door hem als gezant te zenden naar den Spaanschen koning Filips II. In Spanje wederom, evenals in Italië, wordt de Antwerpsche kunstenaar allerbest ontvangen, en hoe jong nog, reeds naar weerde geschat, gevierd nog en gefeest... maar tevens overlast met vragen naar portretten. Maar hij vindt het uitbeelden van al die Spanjaarden 'n werk hem tamelijk onweerdig. Zijn roeping, inderdaad, ligt elders.
Wanneer hij naar Rome weerkeert, ontmoet hij er zijn broeder Filips, die over hun beider verblijf aldaar 'n boek schrijft, dat zal worden gedrukt ter zeer befaamde drukkerij Plantijn te Antwerpen.
Vele van Rubens' biographen zien in 't hem als gezant gebruiken 'n goed, komend heelemaal ten voordeele aan zijn kunst, 't Is mogelijk, maar toch ook... niet noodig. Bij Rubens, als mensch, verhoogt dat tot gezant uitverkoren worden wel het pittoreske van zijn leven; het is wel 'n blijk van hooge waardeering van zijn geest; 't is nog wel als 'n bewijs, dat, wat loopbaan ook Rubens hadde verkozen, hij elke tot 'n goed einde bracht; dat in elk geval, er uit hem meer groeien zou dan uit 'n gewoon man; - maar hoe vleiend ook voor zijn gaven van geest, tact en gevoel, - den kunstenaar Rubens moesten ze overbodig wezen, want als dusdanig moest hij in zich-zelf meer kunnen vinden, dan al het uitwendige hem leeren kon.