Nieuwe Wegen. Jaargang 2(1911)– [tijdschrift] Nieuwe wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende De Valk. Een zware lucht, met stormeloop van 't wolkschof, dat als rook krioelt en scheurt en wentelt, hoop op hoop en rekkend weêrom, dunnig spoelt, 'lijk schuim op wei, die effen vloeit, wat verder op een berg vergaart in konkels, rekten weerom stoeit en in een warboel henen vaart. Soms lonkt de zonne, bleek en ziek, al door een spleet, op 't winterland, maar aanstonds komt een wolken-wiek, die, zwart, heur hank'rend oog bespant. Zóó stenend vliegt de wind en klaagt in 't reut'lend hout, of sleept ten grond, zoo een lijk koortsig-dol en vaagt [pagina 139] [p. 139] De blaârs, die dansen in het rond. Maar plots, van uit de boomen, die daar langs de blanke meerschen staan, een valk stijgt op, in wilde schie en heft een woest geschetter aan. Op 't land, een bende duiven vlucht en daalt en rijst en tuimelt weêr, vol angst. De valk schiet in de lucht, gelijk een pijl en plots stekt neêr, gelijk een steen, met open klauw, de pluimen recht op rug en kop en ijz'lijk schreeuwend, grijpt een blanw gespijkerd duifje bij den krop...... Van 't arme beestje, laf vermoord, schiet niets meer over dan de romp, daar, langs den meersch, maar op den boord van 't water rust de valke plomp. Warden Oom. Vorige Volgende