Nieuwe Wegen. Jaargang 2(1911)– [tijdschrift] Nieuwe wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Het stervend kind. Het arme wichtjen kijkt niet meer..... zijn oogjes zijn als glazen bollen, gaan langzaam - draaiend - op en neer en laten - lijze - tranen rollen op 't gele wassen aangezicht, wijl 't hoofdjen loodzwaar in het kussen erbarmlijk stenend, zuchtend ligt, daar niemand 't doodend wee kan sussen. Zijn keeltjen ratelt, 't borstjen hijgt en piept van 't eendelijke jagen. De purperblauwe koude stijgt.... Verwilderd, stootend, krampig slagen zijn handjes rond... Een starre blik... Het rompjen krimpt van 't bange beven - Een nare stilte... Een laatste snik heeft 't kinderzieltjen uitgedreven... En huilend loopt de moeder rond de wieg, roept 't kindjen met zijne name, omhelst het, kust het op zijn mond en wacht; - alsof het wederkwame - ploft hooploos neer... en vader toen - hij beeft, en wankelt op zijn beenen - geeft 't kind een kruisjen en een zoen en komt bij de arme moeder weenen. Leida. Vorige Volgende