fezelden ze stille, alsof ze een geheim beroerden: ze overlegden, ze lachten, ze pinkoogden en Raf, 't brillemanneken met zijn zwart moustacheken, ‘papaken’ in de wandeling genaamd, fluisterde monkelend:
- ‘Hij komt seffens, zoo verzekerde hij zelf!’
Professor Jeks lachte en warde door zijn glimmende haren: ‘Gust, u ziek houden, hoor! en uwen rol met overtuiging spelen!’
Werkelijk: ‘tok, tok, tok,’ bomde het zwaar met een vleezigen kneukel op de professorale deur.
- ‘Binnen!’ galmde plechtig de leeraar.
- ‘Goeden dag, Heer professor... Dag, mannen!’
- ‘Dag Charlowie!’ heel ernstig.
- ‘Geen nieuws?’
Heer professor gluurde diep nadenkend met een mistevreden gelaat vóór zich uit; Raf en Gust keken als verlegen, bekommerd om een ernstige zaak..... Diepe stilzwijgendheid.
- ‘'t Gaat hier zoo solemneel!’ ging Charlowie voort, ‘kom ik u soms storen?’
De leeraar schudde ‘neen’ en draaide zich half op zijnen stoel om:
- ‘Mag ik u eene vraag stellen, Charlowie?’
- ‘Zeker, zeker’ bevestigde Charlowie die het fel benauwd kreeg.
- ‘Wie is de beste student uit uwe klas?’
- ‘Ha, Gust laar, zonder twijfel!’ orakelde Charlowie. En zijn dikke buik in burgemeesterlijke ronding gaf aan dit gezegde al het overtuigend gezag, ‘Gust ongetwijfeld’ knikte glinsterend zijn zilveren pince-nez.
- ‘En veronderstel nu,’ vertelde heftig professor Jeks, ‘dat hij zijne goede faam geen eer wil aandoen.... Charlowie, ik betrouw er op dat ge zwijgen zult hetgeen ik u ga meedelen!...’
- ‘Op mijn woord!’ bevestigde Charlowie, fier om 't vertrouwen dat professor in hem stelde.
- ‘Ge weet dat onze koning morgen naar Antwerpen komt!’
- ‘Zeker, dat is geen nieuws.’
En op geheimzinnigen toon vertrouwde professor Jeks de groote mare: ‘En op ons gesticht komt hij ook: de dépêche van den minister ligt bij den heer Bestuurder!...’
Er kwam een tinteling in Charlowie's oogen en een hoogroode gloed op zijne wangen: ‘En dan?’ vroeg hij.
- ‘Ge verstaat dat een student onzen koning welkom moet heeten - eene aanspraak moet doen om wille der eer van 't college... En wien past het die taak op zich te nemen?
- ‘Gust! kunt ge daarop verzinnen? Noblesse oblige!.... (Een schoon woord he! Hoe zullen de boeren later fier zijn op hunnen burgemeester, als Charlowie zoo'n klinkend woord met vollen mond zal uitgalmen!)
‘Neen!’ schuddebolde de heer professor, ‘Gust wil geen uurken verliezen: hij geeft meer om zijn examen dan om al de koningen ter wereld, zegt hij. En daarbij heeft hij wat hoofdpijn... ge verstaat wel!...’
- ‘Les excuses sont faites pour s'en servir’ doctoreerde Charlowie, ‘Allo, Gust, un bon mouvement!