Nieuw Leven. Jaargang 3(1910)– [tijdschrift] Nieuw Leven– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 208] [p. 208] Verwonderingen I In de Stilte Al uw onverzoete zorgen Droegt gij van den jongen morgen Tot den wanklen avondstond Met een lach om uwen mond. Vondt gij in de weeke nachten Trouwe bedding, die uw klachten Naar een milder stede zond? Kwamen 's nachts de warme tranen, Traagzaam langs de trouwe banen Vallen van 't gegroefd gelaat, Van een smart die noode gaat? Leefde dan in 't duister uur de Smart, waaruit gij 't lachen puurde Dat gij daglang klinken laat? Want de ziel die zoo kan zingen Moet van alle aardsche dingen Trouwst bevriend zijn met een leed Dat alleen de stilte weet. [pagina 209] [p. 209] II Winterliedje Is dit dan nu die winternacht Waar ik zoolang op heb gewacht Eén feest van witte stilte? Is dit dan nu die wijde droom, Die in een tooige schitterstroom Van levend diamant, Toch stil en rustig blijven kan?... Is dit dan nu het vinden van 't Nog-onontdekte Land...? Is dit dan nu die winternacht, In rijke' en toch gerusten pracht: Eén feest van witte stilte? [pagina 210] [p. 210] III Feesteinde Nu heft, de stortende bokalen; Gij zult me een schat aan lach betalen 'k Ben Vreugdes Thesaurier! Nu jaagt uw zang door deze zalen, Gij zult mij zingende verhalen Wat dichters in beminde talen U zeiden, als binnen de palen Van lachs licht land zij gingen dwalen... ............. ............. Door 't hooge raam zons eerste stralen... Bleef dan geen ènkle makker dralen? Ik ben alléén, stil hier... [pagina 211] [p. 211] IV Vreugde Waar is nu de volle vreugd, Die mij nog van gister heugt? Blijheid, liefste kind, is deugd. Vreugden, die de dagen menden, Dat zij door de tijden renden; Vreugden, die het hoofd niet wendden, Die alleen het heden kenden; Vreugden, moest dien tocht dan enden? Waar is nu die gulden lach Daar 'k het juichend leven zag. Als één klater-klaren dag? Is uw kleurig zomertij Met de zuivre vreugd, die gij Tintlend in uw woorden lei, Is dat levensfeest voorbij? Is de herfst dan nîmmer blij? Waar is nu de volle vreugd Die mij nog van gister heugt? - Blijheid, liefste kind, is deugd. Jan Greshoff. Vorige Volgende