Nieuw Leven. Jaargang 3(1910)– [tijdschrift] Nieuw Leven– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] Ik zie den gang van verre karavanen Dees stemming wordt uit dooden nacht geboren: Ik zie den gang van verre karavanen. Woestijn, gij weet alleen, hoe ik verloren hier zit te staren; gij alleen kunt hooren 't lied mijner matte treurnis, moe van tranen. Mijn wachten duurt zoo lang, al weet ik zeker, dat zij me brengen laafnis, frissche zangen. Lelie van zilver in brood-gouden beker, vlamt neer de zon en droef is mijn verlangen. Is wachten 't leven, 't leven smachtend wanen? Zal ik de oasie zoeken, waar de boomen den vree belomren van vervulde droomen. Ik zie den gang van verre karavanen. ...Heb ik gesluimerd, heb ik niet geweten? Voorbij is lang de stoet, na lang verbeiden. In 't West verkleint hij en ik ben vergeten. Een loom geluister hangt om 't avondwijden... Is 't leven heengegaan langs doffe banen, bij 't wachten naar wat komen moest, gevloden? Zal 'k fluistren thans het requiem der dooden? ...Ik zie den gang van verre karavanen... Vorige Volgende