Nieuw Leven. Jaargang 3(1910)– [tijdschrift] Nieuw Leven– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] Boven de donkere diepten des doods Boven de donkere diepten des doods, zit ik te mijmren, alleen in den nacht. Vliegt daar een vlerk nog, somber en grootsch? Uit deinzende monden, trilt er een klacht? Wortelt de bloem van mijn menschenwee in landen beneen den berg der geboort? Wel tot het vlak van mijn ziele, o Woord! Hoor ik 't geruisch van de stervende zee? Uit donkere diepten stijgt er zoo stil, een vaag herdenken dat vlotten blijft... 't Is of het niet tot mijn weten wil, in halve bewustheid pijnlijk drijft..... Gij die me nadert en toch niet komt, zijt ge verrezen uit siddrenden dood, sleutel eens levens waarin ge glomt? Klaart het geheim, zoo bangend, zoo groot? Of keert ge tot mij uit dit bestaan, vervreemde boot, niet vindend de ree? Is al mijn zoeken een zieke waan? Hoor ik 't geruisch van de stervende zee? Vorige Volgende