Rubriek der Tijdschriften
In 't Augustus-nummer van ‘De Nieuwe Gids’ neemt Streuvels de eereplaats in, met een soort van lyrische novelle: ‘De Boomen’.
Luister naar dit mooie geluid:
‘Twaalf ontzaggelijke, groote schaaiaards, reuzen van boomen, in 't gelid op den zoom van een hoogen barm, alleen te midden 't bloote, open veld. Stevige achtkanters van den ouden eisch met stammen forsch opgeschoten, zwaar als moerpijlers die te schragen staan het wijde kroongebouw als een berg van groen, hoog in de lucht.
‘Uit alle windstreken waren hun twaalf koppen zichtbaar; over heel de streek waren de twaalf populieren gekend en vermaard onder een en denzelfden aard-naam: de twaalf Ruischaards.
‘Als ouderlingen van denzelfden stam en afkomst, waren ze eigen geworden aan het uitzicht van het land, vergroeid met alles wat rond hen leefde. In heel den omtrek had hun naam ontzag gekregen en overal ondergingen zij een stille maar diepe veereering.’
De Ridder betreurt in een artikel aan A. Rodenbach gewijd dat van Puyvelde in zijn boek ons niet tot den mensch, de wezenlijkheid van den dichter heeft gebracht. Allerhande bijzonderheden, die De Ridder van Pol de Mont weet, deelt hij ons nog mede.
De September-aflevering brengt ons een nagelaten tooneelstuk van J. de Koo, dat de verdienste heeft van alle ‘oeuvres posthumes’. Frans Erens wijdt een artikel aan Retti, den tot het katholicisme bekeerde. Gedichten van Boutens en Jacqueline v.d. Waals. Verder de literaire kroniek van Kloos. Ziehier het simpel-schoone vers van Boutens.