leefde, de literatuur door een letterlievend Koning ondersteund werd, woedde in Duitschland de dertigjarige oorlog en de verbrokkeling van het Keizerrijk in de Middeleeuwen reeds begonnen, voleindigde haar werk: de staat, als éénheid verdwijnt, en met hem het begrip van intellectueele macht, waardoor alleen een letterkundige beweging leefbaar is. Al deze gebeurtenissen maakten dat men het oog gestaag naar den godsdienst richtte, en de poëzie als vanzelf den stempel droeg van wat er in alle harten omging. Wanneer Bach dus ten tooneele komt, heeft de klassieke periode van den lofzang uitgediend en de Cantor van St. Thomas heeft slechts naar de melodiën die hem voor de hand liggen te grijpen en die te verwerken.
Bach harmoniseert de woorden; hij ‘vertaalt de poëzie door de muziek’ hij was in hooge mate een plastisch dichter, en zijn dramatisch gevoel was een bij uitstek scherpe. In de Matthaeus-Passion waar de schikking van den tekst eigen vinding is, volgt men de climax der muziek die veeleer van picturalen dan van lyrischen aard is. In dit gewrocht, waarvan de tekst niets anders is dan de getrouwe overschrijving van het Evangelie van den Heiligen Mattheus, laat Bach voor onze oogen de goddelijke tragedie voorbijgaan; men hoort de menigte, vol angst, zich in de straten van Jerusalem dringen om den Heiland te zien. In den hof der Oliveten ontrolt de muziek ook een heel drama voor den geest. Jesus, droevig tot den dood, gaat met twee zijner discipelen eenzaam bidden, terwijl men het mystisch koor der trouwgebleven menigte hem moed hoort ingeven. De Joden naderen en nemen Christus gevangen. Twee vrouwenstemmen die elkaar het antwoord geven, laten eene hartverscheurende klacht hooren.
De discipelen vluchten. Dan, als een donderslag, ‘O mensch, beween uwe zonden’ breekt 't orkest en koor en orgel uit.
Om tot een slotsom te komen, zal men van Bach moeten getuigen dat hij is: traditioneel door de manier van werken, modern door de inspiratie; hij besluit het verleden en huldigt de toekomst in. Als men niet