Muzikaal Overzicht.
In het Gentsch Conservatorium.
I.
Het was me een stil-genoeglijke voormiddag: de auditie van kamermuziek, onder leiding van M.P. Lebrun, waar niets me meer tot geluk stemde dan het hooren van het bijna virtuooslijk talent van den jongen violoncellist Rodolf Soiron.
In het grootsch-vrome Requiem van David Popper, speelde hij met een ingetogenheid, een rijke soberheid, een sterk-bedwingen van zijn instrument; zong zijn zuivere zang heerlijk en stil toch, bovenuit, zòò dat hij gaf de volle en mooie devote-weelde, van dat stuk; terwijl zijn makkers met een niet slechte technische kunde, toch maar niet benaderen konden, de ziel van Popper's werk, zooals hij het kon.
Maar vooral in de Sonate van Serge Rachmaninoff groeide zijn gevoelige kunst ten volle en hoog uit, niet met schreierig, zeurig drensen, noch over-gevoelerig klagen; ook niet met dat andere uiterste: het ondergeschikt maken van alle gevoel aan louter technisch, wetenschappelijk spel. Maar met een nog jonge, doch zeer zuivere groote kracht, waarin hij vereenigt een flinke handigheid met een rijk-gevoel, speelde hij. In de Andante was zijn maat zoo technisch juist en ging zijn diep, zielig spelen zoo warm, zoo kleurig op, en van de Allegro Mosso uitte hij zoo zuiver de hartstochtelijke, levendige smart, dat het wel wonderbaar leek hoe een zoo jong mensch, een zoo door-het-leven nog onervaren jongen, doordringen kan in de wreede vreugd en de gloeiende, blijde smart die van de muziek, zooals van alle kunst, de grondlaag vormt.
Het was een schoone, vreugdelijke openbaring dat spel van Soiron; kan hij zijn jeugdig talent met manlijkheid breidelen en vasthouden, met ernst en hartstocht verkloeken, dan wordt hij ons een echt virtuoos.
Is dat niet machtig veel wanneer men op zoo'n morgendje, in een zaal