Nieuw Leven. Jaargang 2
(1909)– [tijdschrift] Nieuw Leven– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 84]
| |
KroniekenGustaaf De Mey's Herfstbloemen
| |
[pagina 85]
| |
dranken. En zo zeer hebben me sommige dier versjes bekoord dat ik meer dan eens geneigd was mij af te vragen of De Mey het trots en tegen alle jongere dichters niet aan het recht eind had. Ademt niet uit dit ‘Droomhoekje’ al de kalme rust van een zomermiddag? In uitgestrektheid kleine,
Maar groot in vredigheid
En plechtig middagzwijgen
Een eenzaam hoekje leit.
Bruingroene donkere mossen
Begroeiden den mullen grond;
In nieuwen Meiebloesem
Staan er seringen rond.
En lindeboomen streven
Breedlooverig er omhoog,
Al zonnezilverkens zevend
Uit dichten bladerboog....
En 't plechtig middagzwijgen,
De groote vrede-stil,
De streelwalm der seringen,
Het zilveren lichtgetril,
't Smelt àl tot een betoovring
Zoo vreemd en zalig-zacht -
Daar zijgt in ziel en zinne
Wondere droomennacht.
Hier wordt de stemming gewekt - men vergeve mij deze kleine tekniese uitweiding - door een reeks neven elkander geplaatste bizonderheden die ieder het hunne bijbrengen tot het bekomen der algemeene stemming uitgedrukt in de laatste stroof terwijl de twee eerste het droomhoekje beschrijven en de twee volgende de neven-omstandigheden het zonnegetintel en middagzwijgen; ieder dier bizonderheden sober maar juist uitgedrukt brengt nader tot de algemeene stemming zonder uitweiding of nuttelooze bizonderheid, waardoor men voelt dat dit gedicht inderdaad door den schrijver is beleefd. In het gedicht ‘Lentewind’ wordt de stemming beschreven in de tweede stroof. | |
[pagina 86]
| |
Lentewind
De wind in zachten Lentedoen,
Speelt op zijn harp van twijgen.
De vogelen in hun bladerhuis,
Luisteren toe en zwijgen.
Het ruischt zo vreemd, zo wonderbaar
Door 't loof, het harpezingen,
Of neurden duizend feeën saam
Er oude tooverdingen.
En tusschen 't wondere harpespel
Walmen woudaromen,
Als geurden 't alle bloesems uit,
In zoete lentedroomen.
Doch ook hier zou die stemming minder volledig zijn zonder de eerste stroof die ze aankondigt, terwijl de laatste weer een geheel nieuwe gewaarwording beschrijft; bij het gezang van de lentewind door de twijgen ademen we ook de frisse geur der herlevende wouden. De reine stemming eenvoudig en klaar weergegeven brengt hier dikwijls meer indruk te weeg dan in menig hedendaags gedicht waar ze slechts verwaterd wordt in een nutteloze last woorden en beelden. Zo zijn b.v. in het heerlike gedichtje ‘Het Onze Vader’ de gevoelens als opeengedrongen; wat al herinneringen en wat al beelden worden niet gewekt door het zo inniggevoelde gedichtje: 't Avondgebed. Moge ons dan ook hier en daar de vorm en het ritme wat àl te eenvoudig, wat schamel zelfs voorkomen, al vinden we soms ook een stemming die niet duidelik, niet impressionisties genoeg is weergegeven, al is het beeld soms niet afgerond, al zou meester Pennewip het rijm wat verwaarloosd hebben gevonden, nergens is het vals gevoeld; het boekje brengt ons echte, eerlike poëzie, zonder bijbedoelingen of zonder involging der mode van de dag, maar stralend van het warme jongvoelende gemoed van de dichter.
Paul Kenis. | |
[pagina 87]
| |
Nederlandsche schrijvers voor het middelbaar onderwijs.
| |
[pagina 88]
| |
Dr J. Vander Valk. Overzicht der nederlandsche letterkunde met bloemlezing.
| |
[pagina 89]
| |
Hoe komt die hond zoo mager?
Hij eet niet.
Waarom eet hij niet?
Hij krijgt niks.
Waarom krijgt hij niks?
We geven hem niks.
Waarom geef jelui hem niks?
We hebben niks.
Nu hebben wij wél iets. Prof. Kalff gaf ons zijne ‘Dichters’, de N.B. gaf ons Vondel's Adam in Ballingschap, Sarah Burgerhardt, Brandt's De Ruiter en nu hoopten wij dat Dr Vandervalk ons een geheel overzicht zou gegeven hebben van af de 16de eeuw. Onze hoop werd teleurgesteld en dat vinden wij jammer, voor onze Vlaamsche lezers en ook voor het boek zelf, dat verder om zijne samenstelling alle aanbeveling verdient. Alléen voor de 16de eeuw moeten wij voorbehoudingen maken. Dr Vandervalk schijnt van onze letteren in het tijdvak der beroerten niet meer te weten, dan de meeste letterkundige geschiedschrijvers in Noord-Nederland. Zij kennen wel Anna Bijns, Marnix, Van Mander, Vandernoot en eenige liederbundels, maar de massa pamfletten, die de grondslagen gelegd hebben voor een levendiger proza en voor de latere journalistiek, zijn hun steeds onbekend en onbemind gebleven. Laat ons hopen dat de Bloemlezing uit die Pamfletten, door Prof. Fredericq en zijne leerlingen verzameld en uitgegeven, wat meer waardeering zal wekken voor die onbekendenGa naar voetnoot(1). En wat de Renaissance betreft, wijzen wij nog eens op de inleiding van de uitgave van Jonker Vander Noot's werken door Prof. Dr A. Vermeylen: het ontstaan en de ontwikkeling der Renaissance wordt er uitstekend in opgehelderd en uiteengezet. Dr J. Vandervalk had er zijn profijt kunnen uittrekken; zijn inleiding van dit tweede deel had er vast aan duidelijkheid bij gewonnen. Voor 't overige geeft ons het boek een juisten en onpartijdigen kijk op het letterkundig leven der 17e en 18e eeuw.
R.V. |
|