Nieuw Leven. Jaargang 2(1909)– [tijdschrift] Nieuw Leven– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 58] [p. 58] Gedichten door Richard de Cneudt I. Speelplaats Gedreig van zwart-berookte muren staat recht-op, met koude vensteroogen tegen vuil-grijze lucht en sluit in donkren haat de speel-plaats en haar schuldeloozen zegen, waar, voor een poos de vrijheid weergekregen, het schamel school-volk zich wild leven laat... Verkleurde kloefkens klettren op 't bewegen van 't grillig spel, dat vrij zijn gangen gaat, of schuiven traagzaam verder, stil-verlegen voor 't schel gejoel, dat op-en nereslaat in 't zacht, geruischloos vallen van den regen, en schrale boome' in winterlijk gewaad, laten gedwee op stil-gestage maat, hun trage tranen drupplen langs de wegen... [pagina 59] [p. 59] II. Wandelzaal Zij dreevlen op hun kloefkens, twee aan twee, in lange schoone reken rond de zaal, wandelend stil-voorzichtig, klein-gedwee, vol schamelheid en bang-schuwe oogentaal, en staren, - smart-gezichtjes vriendlijk-vaal, eén roerend-droevge sprakelooze bee, naar liefdes lieflijk zoenend zon-gestraal - uit donkre diepten van hun spraakloos wee eerst naar den meester, die verveling-zwaar, met langen, loomen stap de zaal door-schrijdt, en dan, vol heimwee, naar de speel-plaats, waar der dichte sneeuwvlaag vreedge lieflijkheid in koelen, kalmen val, geluidloos-stil, de aard wijd en wit bevloert naar heuren wil. Vorige Volgende