Nieuw Leven. Jaargang 2(1909)– [tijdschrift] Nieuw Leven– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] Uit: ‘Gangen tot een nieuw licht’ Voor Atie. I. Zoete geuren die wij beuren in den kelk, die leven heet. Rijk gebeuren als de deuren open-sluiten van het leed. En wij, zeek'ren, met de beek'ren hoog-geheven, binnen gaan. Want wij weten, dat vergeten van den ouden, droeven waan in het breed en ongemeten rijk is, dat wij binnen gaan... In dees landen plukken handen rijper vreugd, dan iemand weet. [pagina 10] [p. 10] II. Tot den avond. Eurer tag ist weit zerstoben. Henry Heiseler. Ik treed maar stil en onbewogen de straten door, de trouwe baan tot waar der avond klare oogen met zachte blikken openslaan. Ik ga dees kouden dag door zonder een goed zacht woord te mogen spreken tot waar uw glanzend-beidend wonder en de avond teerste liefden kweeken... Daar is mijne eindelijke rust en kan ik weenen om mijn vreden. Hier is dees zacht doorgeurde lust, waar ik zoolang om heb gebeden. [pagina 11] [p. 11] III. Liedje voor P.N. van Eyck. De lamp met donker-rooden kap is in 't gelaat van 't peinzende vertrek een groote, open wond, die stadig angst'ge schijnsels bloedt... Van mij en gaat geen woord tot u, die ook voor mij geen klanken vondt... Wij zaten diep in weeke duisternis gedoken en schreven wat zoo wonderlijk in dichters leeft... En toen heeft één 't omspinnend stilteweb gebroken en las, ontroerd, het vers, waarin zijn droefheid beeft.... Ik weet waarom wij beiden altijd droeve wijzen te zingen hebben als we op uwe kamer zijn; wijl wij dan staeg op deze onzegb're treurnis peizen: 't kamer-gelaat, doorwond van wreeden, purp'ren schijn... [pagina 12] [p. 12] IV. Wij zijn als twee, die wreed en brandend dorstten en diepe schalen rijpste vruchten torschten, die laafnis brengen of de dood. Wij zijn als twee, die lange wegen gingen: bestoven, uitgeputte zwervelingen en zochten herberg of de dood. Wij zijn als twee, die lang elkander zochten: wier lippen, die van de ander vinden mochten; en vinden heiliging of dood. Wij zijn als twee, die lang te zamen dachten en vroegen zwijgend, wijl wij weenend lachten: ‘Is dit het leven of de dood?’ Scheveningen 1908. Jan Greshoff. Vorige Volgende