maniereerd lijkende, de niet zelden precieuze woordkeus en den wel eens moeilijk te begrijpen zinbouw tevens te aanvaarden (kursieveering v. Red.) hebben’.
In het September-nummer van De Nieuwe Gits verschenen ‘Hoofd en zijn warenar’ door J.J. Griss, ‘Een eerste Indruk’ Forrero's Grandezza e decandenza di Roma, ‘Odusseus en Kalupso’ schoone verzen van P.N. van Eyck, de vervelende ‘Alhasverieden’ door Alf. Verreyn, ‘Lentetij’ van G. Van Hulzen, ‘Vers in poza’ van J. Reddingius en middelmatige ‘Verzen’ van Georges Mylt. Piet van Assche heeft er eene alweer eigenaardig-karakteristieke flink geschreven novelle ‘De Eenzamen’.
In De Beweging aan te bevelen bijdragen van Dr C.G.N. De Vooys ‘Een Staatskommissie voor de Spellingkwestie?,’ van J. Koopmans ‘Rhynvis Feith’ en van Is. P. De Vooys, ‘Sociale Hygiëne’. Biezonder interessant ‘Het Al-Eenig Leven’ door Nico Van Suchtelen, een dichterlijk-wijsgeerige Geloofsbelijdenis. Albert Verwij vindt er gelegenheid de opvoeringen van Vondel'sAdam in Ballingschap en Hamlet (vertaling door Jac. Van Looy) door Royaards en Verkade nogal streng-krietisch te bespreken. ‘Gedichten’ van Geerten Gossaert en een schoon-eigenaardig lang vers ‘Adam’ van Karel vande Woesijne.
Het October-nummer van De Nieuwe Gidsbevat behalve ‘De oorsprong der Napoleontische Legende’ door R. van Genderen Stort en het vervolg van het hoogst belangwekkend artiekel ‘Iets over Nevrose in Letteren’ door J. De Meester, een proza-stuk ‘Smeulend Vuur’ door Louis Carbin, ‘Uit Engeland’ verzen door Hein Boeken, ‘Sentimenteele geschiedenissen’ door J. Steynen, mooie ‘Verzen’ van