Brieven van Frederik van Eeden. - Fragmenten eener briefwisseling uit de jaren 1889-1899. (Uitgave Maas en van Suchtelen, Amsterdam).
Ik houd van van Eeden, ik vind dat hij zo heel en al mijn eigen streven en zoeken en verwachten uitdrukt. Vooral in deze brieven, stemmingen, gemoedsopwellingen van een oogenblik die als een dagboek samenstellen.
Indien we verwachten een andere van Eeden dan de ons bekende in deze brieven te vinden, zijn we mis, zijn streven en meningen op veelvuldig gebied zijn te bekend. We zien hem alleen wat innerliker in z'n dagelikse strijd tegen z'n eigen zelf. Op de voorgrond treedt zijn religieus-miestieke natuur, zijn op die grondvesten gebouwde levensbeschouwing, het toetsen van zijn dagelikse stemmingen daaraan en de eruit volgende zelfkwellingen. Een ideaal, een richtsnoer is noodzakelik, zo zegt hij ongeveer ergens. Maar ik kan niet dan onlogies vinden, dat men, om dat ideaal dat men zelf schiep, zich-zelf kwelt om eigen afdwalingen want er bestaat geen kriterium waaraan men toetsen kan of dat ideaal ook maar de waarheid nadert. De mens drijft onvermijdelik voort in de richting van zijn aard, dàt wat hem 't meest aantrekt zal hij 't meest beoefenen en 't overige sterft van zelf af.
Maar dan nog een ander doen lijden om hetgene wij als de waarheid erkennen, zoals hij ergens aanpreekt, dat gaat over zijn hout, ten minste indien ik goed begrijp. Met zulk een leerstelling keert men terug naar de inkwiesiesietijd.
Nog andere bedenkelike overwegingen miek ik, ik ben een mens zonder idealen, elaas! van de waarheid weet ik niets, dàt is het grote verschil! Maar vermits anders onze natuur zo nauw verwant blijkt, kan ik niet uitleggen welk een genoegen ik beleefde bij het lezen van deze fragmenten en ik verwacht dat ook anderen hierin hetzelfde genot zullen vinden.
Gustaaf Vermeersch.