Nieuw Leven. Jaargang 1
(1908)– [tijdschrift] Nieuw Leven– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina t.o. 24]
| |
[pagina 25]
| |
1e Tooneel
DU SAUTOIS, FERNAND
(Bij het opgaan van het doek zit du Sautois in een lui-gemakkelijke houding een dagblad te lezen.)
Fernand. -
(op langs deur links; blijft een oogenblik besluiteloos). - Waar is mama?
du Sautois. -
(zonder op te kijken). - 'k Weet niet. (korte stilte).
Fernand. -
Gaat gij vandaag naar de stad, Raoul?
du Sautois. -
(kort). - Neen!
Fernand. -
Waarom niet? | |
[pagina 26]
| |
du Sautois. -
(wrevelig). - Wel... omdat ik er geen lust toe heb!... Wat vragen toch allemaal! Interesseert u dat zooveel?
Fernand. -
(aarzelend maar niet nederig). - Neen, maar... ik ware in dit geval met u meegegaan... ik heb u wat te vragen...
du Sautois. -
Zoo! Wat zal het nu weer zijn? Toch geen geld, hoop ik? Fernand. -
Jawel, juist dat. Ik zit in een erg moeilijken toestand. En gij zoudt me moeten helpen...
du Sautois. -
Ja maar, hoor eens... Fernand. -
(zenuwachtig). - Laat mij eerst uitspreken, alstublieft... Dan kunnen we verder zien... Ge weet dat ik met Nini geliëerd ben sinds een paar jaar en dat er nu om zoo te zeggen niet meer aan te denken valt mij van haar te ontlasten. Ge weet ook dat ik die liaison begonnen heb om u plezier te doen, omdat gij beweerdet dat er voor u geen ander middel was om er van af te geraken... Sindsdien ben ik er zoo wat aan gewoon geraakt... en ja, het is nu eenmaal zoo... ik had misschien ongelijk het zoo ver te laten komen... maar ik heb nooit den moed gehad met haar af te breken...
du Sautois. -
(kort). - Zeg eens, al die vertelsels zijn overbodig, al wat ge daar zegt weet ik... het is uwe schuld... ge hadt maar moeten doen zooals ik, brutaal en kort afmaken. Gij hebt het niet gedaan... ge waart er te lam voor... Wat wilt ge dat ik er aan doe? Ge draagt nu de gevolgen van uw eigen domheid... Zie dat g'er u uittrekt... (leest voort).
Fernand. -
Ja, ge hebt gelijk, maar ge weet niet hoe | |
[pagina 27]
| |
erg het is... Ge weet heel goed dat Nini veel geld kost... Nu nog meer dan vroeger... Ik heb tegenslag gehad in 't spel en ik kon haar in den laatsten tijd niet altijd geven wat ze vroeg... Ze heeft schulden gemaakt... juweelen gekocht op mijnen naam... Ik heb de wissels geteekend en nu kan ik ze niet betalen. Van Horenbeke heeft mij wat geleend en nu dacht ik dat gij me de rest wel zou willen geven. Het is toch ook uwe schuld niet waar... een beetje... dat ik...
du Sautois. -
(lachend). - Wel, wel, wat zij ge naïef!... Neen hoor, van mij krijgt ge geen cent... Als Van Horenbeke zoo dom was u nog geld te leenen bij al hetgeen gij hem reeds schuldig zijt, dan is dat daarom nog geen reden dat ik die dwaasheid bega... Want gij spreekt van leenen en ge weet heel goed dat g'er mij toch geen rooden duit zoudt van terugbetalen. Tracht een anderen snul te vinden, jongen!
Fernand. -
(radeloos). - Maar in godsnaam Raoul, begrijpt ge dan niet in wat verschrikkelijken toestand ik ben...
du Sautois. -
(kort). - Ik heb u reeds gezegd, het is uwe schuld en het zal eene goede les zijn voor de toekomst.
Fernand. -
(begint woedend te worden). - Maar zeg eens Raoul, ge schijnt te vergeten dat het
mijn
geld is dat ik u vraag?... Denkt ge daar wel eens aan?
du Sautois. -
Wat zegt ge? Uw geld? Ben ik hier de baas, of gij?! Fernand. -
Dat doet er niets toe... Het is mijn geld, en als gij het mij niet geeft, dan zal ik wel andere maatregelen nemen...
du Sautois. -
Zeg eens, kereltje, geen bedreigingen hoor, of ik zal u toonen wie hier te bevelen heeft... Voor | |
[pagina 28]
| |
wie neemt ge mij? Die verbrast zijn geld en zijn goed in de speelhuizen en met lichtekooien en ik zou maar moeten toeschieten als mijnheer in de pétrin zit... Allons donc! Fernand. -
En ik verbied u mij opmerkingen te maken over mijn gedrag... Als ik een lichtmis ben geworden dan is het gedeeltelijk uwe schuld... Gij hebt er mij in gesleurd. En dan door sluwe berekening hebt gij u in ons huis binnen gesmokkeld en nu speelt gij baas over een fortuin die mijn ouders hebben gewonnen en dat mij dus rechtvaardig toekomt. Ik moet u zeggen dat uwe handelwijze niet heel eerlijk is...
du Sautois. -
Wat durft gij mij beschuldigen van oneerlijkheid? Ik weet niet wat er mij belet u een oorveeg te geven! Fernand. -
(woedend). - Ja, ge zijt oneerlijk! Ge hebt op sluwe wijze het hoofd van mama op hol gebracht; ge wist van geen hout pijlen meer maken. Zoover was het reeds dat gij uw kasteel en uwe paarden hebt moeten verkoopen om den laatslen schijn te redden... Ons fortuin, dat was het dat u naar hier deed komen...
du Sautois. -
(dreigend). - Pas op, kerel..., of...
Fernand. -
(razend). - ...en mama, die was te dom en te ijdel om uwe plannen te doorzien, die was alleen belust op eenen titel en eene kroon al werd die dan nog gedragen door den eersten avonturier den besten, een kerel die door alle netten gevlogen was... Zoo'n gemeen sujet als gij zijt laat ik niet baas spelen over het geld dat mij toebehoort...
du Sautois. -
(dreigend, schuimbekkend). - Ik verbied u mij te beleedigen... en nog eens zeg ik u, er is hier niets van u, alles hoort mij toe...
| |
[pagina 29]
| |
Fernand. -
(ziedend van woede). - Tot zelfs mijn zuster hebt ge verblind... Want die behoorde bij den schat, he? De moeder hebt ge gehuwd om met meer gemak de dochter te kunnen verleiden...
du Sautois. -
(valt als eene brieschende kat op Fernand). - Ah! kerel ge gaat voort... Buiten, daar! (smijt Fernand buiten op het perron de trappen af).
Fernand. -
(achter de schermen). - Schoelje!!
(du Sautois terug binnen, loopt een oogenblik zenuwachtig op en neer, wordt dan kalmer, steekt eene sigaret op en gaat weer languit in een zetel liggen).
| |
2e Tooneel
du SAUTOIS, MADELEINE
Madeleine. -
(op langs deur rechts. Ziet du Sautois zitten, kijkt even rond en gaat dan vlug naar hem toe, werpt hare armen rond zijnen hals). - Mijn lieve Raoul... (kust hem).
du Sautois. -
(nog niet gansch bedaard). - Liefste...
Madeleine. -
(bezorgd). - Wat hebt ge? Ge ziet zoo bleek! Is er iets gebeurd?
du Sautois. -
(staat op; wordt weer woedend). - Dien lompen paardeknecht van uw broer zal ik een dezer dagen den nek breken, als hij weer begint. Wat verbeeldt die kerel zich wel?!
Madeleine. -
(verschrikt). - Maar wat is er dan toch?
du Sautois. -
(luid). - Ik zal hem buiten smijten. Ik ben hier de baas en ik zal niet dulden dat zoo'n kinkel mij de les zal komen spellen.
| |
[pagina 30]
| |
Madeleine. -
(naar hem toe). - Pas op, Raoul, roep toch zoo luid niet. Mama moet niet hooren... Toe, vertel me eens kalm wat er gebeurd is...
du Sautois. -
Wel, hij zou me willen dwingen hem geld te geven om de schulden van zijn maitresse te betalen... En omdat ik weigerde, sloeg hij een hoogen toon aan, en begon te dreigen... Toen heb ik hem de deur uitgegooid... als een hond... Madeleine. -
Nu dan hebt ge overschot van gelijk gehad... Die kerel zal nooit beteren... Oh! ge stelt u niet voor wat ik steeds van hem te lijden heb gehad...
du Sautois. -
Wees gerust... 't Zal gauw uit zijn... Wie mij in den weg staat, breek ik... zoo (doet de beweging van stok over te breken op zijne knie) Ik ben hier baas... heer en meester...
Madeleine. -
(rond zijnen hals). - Toe denk er niet aan, lieve... Zoen me nog eens... toe... Bemint ge me nog? (hartstochtelijk). - Raoul! (du Sautois neemt haar in zijne armen, lange omhelzing).
du Sautois -
(maakt zich los). - Hoor eens, schatje, laat ons eens wat praten... Vindt ge ook niet dat het hier erg vervelend wordt? Die eeuwige buiten... nooit geen oogenblik ontspanning meer... altijd die banale stijve figuren... We zijn hier levend begraven... 't is hier als nen grafkelder... En dan, steeds moeten we op onze hoede zijn opdat niemand ons betrappen zou, we kunnen elkaar zelfs niet gerust liefhebben... Fernand heeft er al de lucht van... En ook, ik houd het niet meer uit bij zoo'n ouwe modepop als uwe mama... Oh! c'est terrible... Die wil me nu ook al banden leggen... heeft steeds aanmerkingen te maken op al wat ik doe... zelfs
| |
[pagina 31]
| |
geene vrijheid meer... Neen, er moet verandering komen... volstrekt het moet... Madeleine. -
Maar hoe, chéri, wat wilt ge dan doen?
du Sautois. -
(aarzelt een oogenblik, neemt dan Madeleine in den arm, dringend). - Laat ons vluchten, liefste... ver weg... we zijn beiden jong... gij zijt schoon.,. denk eens wat heerlijk leven vol vreugde en genot... Zeg, willen we?
Madeleine. -
Maar het geld, Raoul?
du Sautois. -
Laat dat maar aan mij over, lieve... Raap al uwe juweelen bijeen... en ik zal voor de rest wel zorgen... We zullen niets te kort komen... Van avond nog, als ge wilt, vertrekken we naar Parijs, en morgen begint voor ons een ander leven.... en we laten den duffen boel hier stikken,,, Nu, wat wilt ge? Madeleine. -
(heeft droomend geluisterd; dan plots hartstochtelijk), - Ja, Raoul.... ja... ik volg u overal... (melancolisch), Maar... zult ge me steeds blijven liefhebben?
du Sautois, -
Oh, mijn schat, ge zijt de mijne voor eeuwig! Nooit verlaat ik u! (Zoenen). Maar laat ons nu eens zien!... (neemt een reisgids die op de tafel ligt), We kunnen van hier weggaan binnen drie uren; dan nemen we te Antwerpen den nachttrein en komen we tegen den morgen te Parijs... Parfait... Zie dus dat ge klaar zijt tegen zes uur... neem niets anders meê dan uwe juweelen, en opdat men niets merken zou, gaan we elk afzonderlijk naar de statie... Is het zoo goed, ma chère? (neemt haar in haar middel, zij slaat de armen rond zijnen hals, hartstochtelijk zoenen).
| |
[pagina 32]
| |
3e Tooneel
De vorigen, HELENA
(Helena, ouder geworden, is zonder gerucht te maken in deur links komen staan. Ziet Madeleine en du Sautois in elkaars armen. Zij hebben haar niet oogenblikkelijk bemerkt. Helena blijft verschrikt staan).
Madeleine. -
(maakt zich los, bemerkt Helena, kreet;
Hemel! Mama!...
(vlucht langs deur rechts, korte stilte), du Sautois staat pal).
Helena. -
Oh! Raoul! dat ontbrak er nu nog aan! Heb ik dan nog niet genoeg geleden?
du Sautois. -
(is kalm gebleven). - Zeg eens, geen jeremiaden, hoort ge! Ik ben vrij van te doen wat ik wil, Ik ben hier baas!
Helena. -
Dat ge met mij doet wat ge wilt, dat geef ik toe... maar mijn dochter, mijn kind...
du Sautois. -
(cynisch). - Uwe dochter?... Die is mijn maîtresse, al lang! Nu weet ge't!
Helena. -
(met haat). - Ah! ellendeling, dat was dus uw doel, toen ge me zijt komen paaien met schoone woorden en beloften!
du Sautois. -
Ge waart oud en wijs genoeg om te weten wat ge deedt. Ik alleen beging eene dwaasheid door mijn jeugdig vrij leven hier te komen vergooien, door mij aan banden te leggen en mijn bestaan te verbitteren door te huwen met zoo'n ouwe zotskap als gij! Helena -
Schurk! Wat hebt gij te vergooien gehad? Alles was op voorhand berekend, uw plan was opgemaakt, en ge waart belust op mijnen welstand, gij die uw laatste goed | |
[pagina 33]
| |
verspild had in losbandigheid. Ik was te ijdel en te dwaas om uw sluwheid te doorgronden en ik liet mij vangen in den valstrik. Mijn fortuin moest dienen om uw blazoen te vergulden, en u opnieuw de weelde te geven die gij met voeten hebt getrapt...
du Sautois. -
(bitsig en stampvoetend). - Gaat het u aan, wat ik deed? Ben ik niet altijd vrij geweest? Mijn titel was toch ook al wat waard zou ik denken? En mijn naam, als officier?
Helena. -
Ge zijt een chevalier d'industrie, een avonturier...
du Sautois. -
(dreigend). - Geen beleedigingen, zeg ik u, of...
Helena. -
Mijn vermogen hebt ge voor een groot gedeelte verspild, verbrast, weggegooid met volle grepen... Ge hadt nu het middel gevonden weer plezier te maken zooals vroeger met mannen van uw soort. Mij hebt ge vernederd, veracht, ik was u niets meer... (weenend, handenwringend). En nu nog dit, mon Dieu! mijn kind, Madeleine (Helena zinkt snikkend in den zetel).
du Sautois. -
(woedend, vat haar bij den pols.) - Is het nu uit, met dat gezeever? Ik heb er genoeg van, hoort ge! (schudt haar wild.)
Helena. -
(woest). - Raak me nog aan zoo ge durft, schurk! Ah! ge hebt er genoeg van! Maar ik, denkt ge dan dat ik het langer wil uithouden, zoo'n hondenleven? Denkt ge dan dat ik mijn bestaan wil eindigen in de armoede die gij mij voorbereidt!
du Sautois. -
(verachtend). - Als het u zoo niet aanstaat, loop dan naar den duivel, (synisch lachend). - Ik
| |
[pagina 34]
| |
zal voor 't mijne wel zorgen! Adieu!
(snel af langs deur rechts) (Helena zinkt weer machteloos snikkend in den zetel). Korte poos.
| |
4e Tooneel
HELENA
Helena. -
(met smart). - Hoe was het toch mogelijk, God, dat ik alzoo verblind was!... Dat ik zoo dwaas mijn geluk en dat van mijn kinderen heb kunnen laten vernietigen door eenen man als deze!... IJdelheid is de schuld van mijn verderf... Ik zie niets meer dan ellende... armoede... ik die tot hiertoe slechts weelde kende... Oh! het is verschrikkelijk!.. Als ik denk aan alles... En geene uitkomst... geene redding... (korte stilte) Greta, gij hebt het me voorspeld dat ik door mijne ijdelheid ten onder zou gaan... Maar de straf is te zwaar... het is te veel... te veel (breekt weer in snikken uit).
| |
5e Tooneel
HELENA, FERNAND
Fernand. -
(op langs deur links, gekleed om uit te gaan, ziet er erg zenuwachtig uit; gaat naar Helena toe). - Ma, wat is er?
Helena. -
(snikkend). - Jongen, lief, wat ben ik ongelukkig!
Fernand. -
Heeft die schobbejak weer... Helena. -
De maat is vol, Fernand... Meer kon hij me niet doen lijden... Ik heb hem verrast met Madeleine in zijn armen... | |
[pagina 35]
| |
Fernand. -
Ja, dat is geen wonder. Iedereen weet ervan, sinds lang... Van Horenbeke zei me gisteren nog dat men het vertelt aan wie het hooren wil dat Mejuffer du Chatel met heur stiefvader... Helena. -
Zwijg, Fernand, het is te vreeselijk. (Korte poos; beiden staan een oogenblik nadenkend).
Fernand. -
En zeggen dat ik u op voorhand verwittigd heb! Ge wist het dat hij een schoelje was... een patser... Overigens alles wat er is gebeurd, het is alles uwe schuld, ma. Gij zijt te ijdel geweest, te dwaas, blind van hoovaardigheid... (Stilte. Helena staart verwilderd, af en toe diep zuchtend).
Fernand. -
Ma ik ga weg. Ik ga naar de stad... ik weet niet of ik nog van avond terug kan zijn... Helena. -
(smeekend). - Och jongen, laat me nu niet alleen... Ik heb er zoo'n behoefte aan, iemand bij me te hebben (weenend). - Wat moet ge in de stad gaan doen, nu?
Fernand. -
Het is heel dringend, ma... Ik... ik heb eene vervelende zaak aan de hand... Helena. -
(bemerkt de zenuwachtigheid van Fernand). - God, wat is er dan?... Toch niets ernstig, Fernand?
Fernand. -
(aarzelend). - Ja wel ma, heel ernstig... Ik heb schulden gemaakt, wissels geteekend en ik kan ze niet betalen. Ik heb Raoul gesmeekt mij geld te geven. Hij heeft me geweigerd, me de deur uitgegooid... Ik zie waarlijk geen uitkomst meer... Ik ben om gek te worden... Vluchten is alles wat me nog overblijft...
Helena. -
Dat zult ge niet. Haal ons in godsnaam die schande niet over het hoofd
(teeder). -
En laat mij toch niet
| |
[pagina 36]
| |
alleen, jongen, in mijn ongeluk... We zullen wel raad schaffen... Ik zal Raoul dwingen mij het geld af te staan... Fernand. -
Denk daar niet aan. ma. Meent ge dat de schurk nog zal loslaten hetgeen waar hij zich meester van maakte... Helena. -
Wacht in elk geval nog tot morgen, Fernand! Ik zal mijn best doen, om u te redden... Maar blijf bij mij, jongen. Wat zou ik gaan doen alleen?... | |
6e Tooneel
De vorigen, de MEID, later GRETA
De Meid. -
(op langs deur links). - Mevrouw, er is een dame die u volstrekt spreken wil...
Helena. -
(heeft snel tranen afgedroogd). - Wie is het?
De Meid. -
Ze heeft haar naam niet willen zeggen, Mevrouw... Helena. -
(denkt een oogenblik na). - 't Is goed, laat maar binnenkomen...
De Meid. -
Goed, Mevrouw (af langs deur links).
Helena. -
Wie mag dat wezen?... Fernand. -
(is ondertusschen voor de glazen deur gaan staan langswaar hij droomerig in den tuin kijkt). Ik ga naar boven, ma. Tot straks.
Helena. -
Ge blijft toch thuis niet waar? Fernand. -
Ja, ja (af langs deur rechts).
Greta. -
(is ondertusschen opgekomen, langs deur links; blijft in het deurgat staan, Zij is met smaak maar heel eenvoudig gekleed). - Mag ik binnenkomen, tante?
Helena. -
(getroffen blijft een oogenblik verwonderd
| |
[pagina 37]
| |
staan). Greta? (loopt dan met open armen naar haar toe. Zoenen). - Hoe lief van u! Dat had ik nooit durven hopen... Kom zet u. (Greta gaat zitten. Helena nevens haar). - En hoe gaat het? Zijt ge gelukkig? Ge zijt getrouwd niet waar?
Greta -
Oh, heel gelukkig, tante... We leven eenvoudig, en we moeten hard werken... maar wij zijn heel tevreden... Helena. -
Hoe lief toch van u!... Hebt ge me vergeven, Greta? Greta. -
(teeder). - Natuurlijk, tante... ik ben overigens nooit boos op u geweest... Ik wist wel dat ge niet slecht waart immers... Ik dacht alleen maar dat ge me niet zoudt willen ontvangen... Maar toch ben ik gekomen... Het was sterker dan me zelf... (Poos). Hoe gaat het tante? Ge zijt niet gelukkig niet waar?
Helena. -
(treurig). - Hoe weet ge dat, kind?
Greta. -
Ik heb Mevrouw Slaats ontmoet onlangs.. Ik heb me niet kunnen weerhouden naar u te vragen... En toen heeft ze me verteld dat ge gehuwd waart... maar dat men haar verzekerd had dat ge heel ongelukkig waart... Helena. -
(zuchtend). - Ja kind... lk heb zoo dikwijls aan u gedacht... Gij hebt het me voorspeld dat ik door mijn ijdelheid verloren zou gaan... En het is ook zoo gebeurd... Ik ben in de macht van een ellendeling die zich van mijn vermogen heeft meester gemaakt en het nu verbrast... En op den hoop toe... heeft hij Madeleine het hoofd op hol gebracht... (snikkend) Oh! het is verschrikkelijk!... Wat moet er van ons nog geworden!
(Greta heeft zwijgend haar arm rond den hals van Helena gelegd die snikkend het gelaat in de handen verbergt.
| |
[pagina 38]
| |
7e Tooneel
De vorigen, DE MEID
de Meid. -
(op langs deur links). - Mevrouw, een telegram. (Geeft Helena een toegevouwen papier over, snel weer af langs deur links).
Helena. -
(verschrikt recht, scheurt het telegram open, leest, slaakt een kreet). - Mijn God!... Ze zijn gevlucht!... (valt verpletterd terug in den zetel, en staart als wezenloos in 't vage).
(De schemering is ondertusschen ingevallen. Er ligt een zware sombere stemming over het duistere tooneel. Alleen in den tuin glinstert de sneeuw in het opkomende maanlicht. Greta leest verschrikt het telegram).
Doek valt langzaam
Einde van het derde en laatste bedrijf. |
|