Nieuw Leven. Jaargang 1
(1908)– [tijdschrift] Nieuw Leven– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 272]
| |
IJdele Zielen
| |
[pagina 273]
| |
1e Tooneel
HELENA, de MEID
Bij het ophalen van het doek zit Helena, nog in morgengewaad te lezen in een boek.
De meid. -
(op langs deur links, met dagbladen en brieven). - Als het u belieft, Mevrouw (geeft de brieven aan Helena). Verlangt Mevrouw soms iets?
Helena. -
(scheurt een der brieven open, leest). - Wacht een oogenblik!
(korte stilte). Zeg aan Mejuffer dat ik haar verzoek even hier te komen!
De meid. -
Goed, Mevrouw,
(af langs deur links).
| |
2e Tooneel
HELENA, MADELEINE, later MEID.
Madeleine. -
(op langs deur rechts, rijk gekleed, maar zonder smaak). - Wat is er, Ma'tje?
Helena. -
Wel kind, baron du Sautois schrijft mij om me te vragen of ik hem heden namiddag zou willen ontvangen. Hij heeft een zeer gewichtige zaak met mij te bespreken, zegt hij. Madeleine. -
(verrast). - Een zeer gewichtige zaak?
Helena. -
(gewoon). - Ja... kunt gij soms vermoeden wat het zijn zou?
Madeleine. -
(bedremmeld).- Neen..., misschien,... wellicht... ik weet het niet...
Helena. -
Het schijnt u te hebben getroffen? Madeleine. -
Toch niet, Ma, maar... het lijkt me zoo ongewoon. | |
[pagina 274]
| |
Helena. -
Ja, dat is het ook... Ik ben er heel nieuwsgierig om... (korte stilte. Beiden zitten een oogenblik te mijmeren),
Helena. -
Zeg, Madeleine... is het u nog niet opgevallen dat du Sautois telkens zoo erg vriendelijk met mij omgaat? Madeleine. -
Nu, dat is hij toch met iedereen, ma! Helena. -
Ja, natuurlijk... maar ik meen... ziet ge... hij houdt zich toch meer met mij bezig dan om het even met welke andere dame... Laatst nog op de soirée dansante op het kasteel, heeft hij schier heel den avond met mij gedanst... Hij hield ook niet op mij telkens te komplimenteeren, dat ik er toch zoo goed uitzag met dat nieuwe kanten kleed... en... ja... dat ik nog zoo jong leek... Hij wou me maar niet gelooven, toen ik hem zei dat ik reeds twee en veertig was... Madeleine
(snel). - Negen en veertig, Ma!
Helena
(iets of wat geërgerd). - Nu, ja... maar dat zegt men toch niet, geloof ik. Men mag zich toch wel een paar jaren jonger heeten dan men eigenlijk is, niet waar....
(Madeleine antwoordt niet: zij bekijkt haar moeder met wantrouwen en is geheel uit haar lood geslagen).
Helena
(is ondertusschen opgestaan en bekijkt zich in den spiegel met een air van koketterie). - Maar zeg, is het niet zoo? Vindt ge ook niet dat du Sautois ons erg genegen schijnt?
Madeleine. -
Ja, dat wel... Maar dat hij
u
het hof schijnt te maken, dat is me...
Helena. -
Het hof maken?! Wie spreekt daar nu van? Ik zeg dat immers niet! Madeleine. -
Nu wat dan? | |
[pagina 275]
| |
Helena
(geërgerd). - Och ge wilt me niet verstaan, geloof ik... Ik zou haast denken dat g'er jaloersch om zijt!
Madeleine
(wat van uit de hoogte). - Nu, maar ik meen toch dat iemand als Raoul, die jong is en knap, eerder naar een jong meisje zou omkijken, dan naar een weduwe van bij de vijftig!
Helena
(nijdig). - Wel, wel! Hoor me dat nu eens aan! Een weduwe van bij de vijftig! Precies of het de eerste maal zou wezen! Denkt ge dat zoo iets nooit gebeurt in de wereld!?
Madeleine. -
Soit, maar 't zou me toch erg verwonderen... Helena. -
Nu, ik zeg immers niet dat het zóó is?!... Ik konstateer maar dat Raoul steeds meer met ons in de weer is dan met anderen... Verder niets! (Korte stilte. Men belt.)
Madeleine. -
Wie kan dat zijn? Helena. -
'k Weet niet. Zeker weer 't een of ander bezoek... Misschien wel du Sautois... Maar neen, die komt pas tegen vijf uur. De meid. -
(op langs deur links). - Mevrouw, het is Mijnheer en Mevrouw Slaats.
Helena. -
(wrevelig). - Och! vervelend volk ook weer! Wat heb ik nu nog met die menschen uitstaans! (aarzelend). Hebt ge gezegd dat ik thuis was?
De meid. -
Ja, Mevrouw. Helena. -
(a.v.) Nu, doe dan maar binnen komen, en laat ze wat wachten... Kom Madeleine (Helena en Madeleine af langs deur rechts, de meid langs deur links).
| |
[pagina 276]
| |
3e Tooneel
SLAATS, zijn VROUW, de MEID.
De meid. --
(op langs perron, gevolgd door de Slaats'en, blijft bij de deur staan). Wilt u maar binnen gaan,
(schuift stoelen bij, af langs deur links. Slaats en zijn vrouw gaan zitten en bekijken dan alles aandachtig van boven tot onder).
Slaats. -
(luid). - Mille tonnerres, wat luxe, he?
Clementine. -
(gedempt). - Zwijg toch, Alphonse, ze moesten het eens hooren!
Slaats. -
Peuh! Ik zeg immers geen kwaad... (staat op en kijkt den tuin in). Een prachtig buitengoed toch, kijk eens Clem.
Clementine.-
(bekijkt en betast aandachtig de stof van den zetel waar zij op zit. Staat dan op en kijkt ook den tuin in.)
Ja... Heerlijk... Zoo iets moeten wij ook hebben, he, Alphonse; ik zou het einde van mijn geluk niet kennen...
Slaats
(luid). - Ja, ja, ik weet het! Maar dat kan voorloopig nog niet zijn. Mijne eer gaat voor alles! Als ik gedekoreerd ben, dan zullen we zien.
(Korte stilte.)
Clementine. -
Ze heeft het toch gemakkelijk verdiend, he? Slaats
(luid). - Ja, met de anderen voor haar te laten werken... Mille tonnerres.... die arme Greta heeft het bij haar toch maar zuur gehad, geloof ik... 't Zou bij mij niet waar zijn... Mille tonnerres!...
Clementine
(teeken doende dat hij zwijgen moet) - Sst! Roep toch zoo niet, Alphonse. Ik hoor iemand... (luistert).
Slaats. -
Ge droomt... Mille tonnerres, 't duurt lang, hoor!... | |
[pagina 277]
| |
4e Tooneel
DE VORIGEN, HELENA, later de MEID.
Helena. -
(Op langs deur links, onmiddellijk na het gezegde van Slaats; schijnt gehoord te hebben; koeltjes). - Verschooning dat ik u zoo lang liet wachten... En ik ben nog en négligé... Ge begrijpt, niet waar, op den buiten kijkt men zoo nauw niet... in de stad is dat wat anders. (Handengedruk en buigingen; Helena is zeer koel en teruggehouden).
Clementine. -
(erg vriendelijk, schijnt stugheid van Helena niet te merken). - Oh! neem toch geen attentie... we begrijpen best... En hoe gaat het! Ge ziet er goed uit!... Ja, de buitenlucht niet waar?... En de kinderen?
Helena. -
Dank u... Alles is opperbest... Gaat toch zitten...
(korte stilte, allen gaan zitten). Het spijt me dat u me niet verwittigd hebt van uw bezoek. Het is zoo geheel en onverwacht. Ik hadde u, eerlijk gezegd, liever een anderen dag ontvangen, daar ik nu juist dezen namiddag iemand verwacht die mij absoluut spreken wil... Het spijt me erg...
Clementine. -
(gewoon). - Oh! we zullen toch niet lang blijven... Het is maar een uitstapje...
Helena. -
Oh! zoo... Ja... Maar... Wat mag ik u voorzetten? Een glas wijn? Clementine. -
Oh! voor mij niet, ge weet het, niet waar?... Mijn maagpijn... Helena. -
Ja... Maar mijnheer zal wel een glas drinken, niet waar? Slaats. -
(luid) - Zeker, zeker. Ik weet dat ge ne goeie kelder hebt (lachend). Mille tonnerres. (zwijgt op een teeken van zijn vrouw. Helena belt).
| |
[pagina 278]
| |
Clementine. -
(staat recht en gaat de portretten bekijken op 't tafeltje; neemt er een in de hand). - Oh! dat is het laatste portret van mijnheer Charles?
Helena. -
(schijnbaar wat treurig). - Ja, daar begon hij al ziek te worden. Men kon het al goed zien...
Slaats. -
(staat ook recht en gaat de foto bekijken). - Toch verdomd jammer he, zoo'n doorbrave kerel... Mille tonnerres!... En nog zoo jong! Hoe oud was hij wel toen hij stierf?
Helena. -
(denkt even na). - Vijf en veertig.
Clementine. -
Waar gaat de tijd naartoe!... 't Is nu al twee jaar, he, dat hij dood is? Helena. -
Ja... (korte stilte). Ekskuzeer... ik ga zelf eens kijken waar die meid blijft... Ze schijnt weer niet gehoord te hebben, (snel af langs deur links).
| |
5e Tooneel
SLAATS, zijn vrouw.
(Bekijken elkaar een oogenblik, dan:)
Slaats. -
(halfluid). - Ze schijnt niet al te best gehumeurd he?
Clementine. -
(gedempt). Neen, ik geloof dat we niet erg welkom zijn,
Slaats. -
(a.v.). - Dat lijkt mij ook... Erg pretentieus... Ze heeft het anders nog al noodig... Madame grand genre, petit noble...
Clementine. -
Ja, waar is de tijd hé? Slaats. -
Dat ze 's zondags met ons niet durfden uitgaan, omdat er geen zaad in 't baksken was
(luider, slaat opzijn knie). Mille tonnerres, als ik daar nog aan denk...
Clementine. -
(fluisterend). - Zwijg, daar is ze...
| |
[pagina 279]
| |
6e Tooneel
De vorigen, HELENA, later MEID.
Helena. -
(steeds koel). - Ellendig volk tegenwoordig, die dienstboden, ze doen maar steeds hun eigen zin.
Clementine. -
(nederig). - Maar geef u toch niet zooveel moeite...
Helena. -
O, ze zal nu wel komen... (De meid op langs deur links met ontkurkte flesch en een glas, zet alles op de tafel neer; dan weer af langs deur links).
Helena. -
(tot Slaats). - Zal ik inschenken?
Slaats. -
Maar hebt ge nu voor mij alleen...? Helena. -
Ja, ik drink ook niet. U zult me niet kwalijk nemen... ik heb wat hoofdpijn vandaag, (schenkt in).
Slaats. -
Nu dan, op uwe gezondheid, Mevrouw. (drinkt smakkend) Mille tonnerres, hij is lekker, hoor! (Korte stilte. Er is als een gedrukte stemming. Bekijken elkaar dom, weten niet wat doen om zich in de plooitjes te houden.)
Clementine. -
En wanneer zullen we dan weer eens het genoegen hebben U te mogen ontvangen, Hélène? Helena. -
(ontwijkend). - Och... ja... ziet ge... het gaat ook zoo moeilijk... Ik hoû er niet van mijn huis veel alleen te laten... met die dienstboden... Ik heb nu niemand om in mijne afwezigheid de boel wat te bewaken... Vooral op den buiten... dat begrijpt ge wel... En dan ook... we zijn hier zoo in aanzien, en haast elken dag hebben wij visites af te leggen of krijgen we zelf bezoek.... En Madeleine hoeft toch ook wat afleiding te hebben... het zou anders wel wat vervelend worden voor zoo 'n jong meisje...
| |
[pagina 280]
| |
Clementine. -
Ja dat is zoo... Maar hebt ge dan reeds zooveel kennissen hier in den omtrek? Helena. -
(begint nu op te snijden). - Oh ja! en heel aristokratische families, heelemaal geen gewoon burgervolk... Une société d'élite, dat verzeker ik u... Fernand is zeer intiem met den jongen baron du Sautois, een luitenant die pas uit Congo is weergekomen, den zoon van een heel oude, nobele familie... En alle weken bijna zijn wij er een dag op visite... Hij heeft prachtige paarden en Fernand is nu een verwoed sportman. En dan hebben we nog de rijke familie van Horenbeke de Mayeur, die van Michelot du Puy... die kent u zeker wel, is 't niet?... De oude ridder Michelot is een zeer geleerd man... Onlangs nog heeft hij in oude boeken ontdekt dat er een adellijke familie bestaat, die der markiezen du Châtel, waar wij zeker aan geparenteerd zijn... Hij heeft me zelfs het wapen gegeven, drie zilveren uilen op een blauw veld...
(fier). Ge ziet dus dat we nog van adellijke familie zijn... Ik heb het wapen dan ook op mijn coupé doen schilderen...
(Slaats en zijn vrouw bekijken Helena met gemaakte verbazing, eerbied bijna).
Clementine. -
(de handen ineen). - Wel, wel! Wie had zoo iets ooit kunnen denken, he, Alphonse? Hoe schoon he, marquise du Châtel?
Slaats. -
Ja 't is subliem! Maar dat wapen is in mijn kas hoor! (lacht dom), drie zilveren uilen! Ah! ah! ah! (Slaat op zijn knie. Clementine bekijkt hem met woedende blikken).
Helena. -
(doet alsof zij niet gehoord heeft) - Ja, en ge begrijpt dat zoo iets ons onmiddellijk doet konsidereeren bij
| |
[pagina 281]
| |
de nobelen hier... Ik denk dan ook dat Madeleine daardoor wel eens een schitterend huwelijk zou kunnen doen... Ge moest eens zien wat succes ze heeft... Bij de laatste soirée dansante op het kasteel waren allen ook letterlijk op haar verzot... zoo lief dat ze was... Oh, verrukkelijk!... ze zal welhaast komen, denk ik, ze is op hare kamer... Clementine. -
(nog gansch onderden indruk). - Ja, ge moet hier wel een heel gelukkig leven hebben.
Helena. -
Ja... maar het kost ook verschrikkelijk veel geld. En men moet gefortuneerd zijn om zich in zulke gezelschappen op de hoogte van zijn stand te kunnen houden. Clementine. -
Ja, natuurlijk. Och woonden wij ook maar al op den buiten! Slaats. -
Als ik gedekoreerd ben, koop ik seffens een villa, Clementine. Helena. -
(koeltjes). - U wacht op een dekoratie, Mijnheer?
Slaats
(fier). - Ja, Mevrouw, en 'k zal ze wel hebben ook, ten minste...
Helena. -
(in de rede vallend). - Zal ik nog eens inschenken?
Slaats. -
Ik wil wel, ja, hij is uitmuntend (drinkt het glas uit, dat Helena hem heeft ingeschonken, daarna:) Maar wat ik zeggen wil, Mevrouw, hebt ge nog iets gehoord van Greta?
Helena -
(verachtelijk). - Wel neen! 'k Heb er ook geen oogenblik meer aan gedacht, aan die slons! 'k Kan ze nu best missen, en ik moet me nu ten minste geen kwaad bloed meer maken, in dat schepsel, 'k Ben wat blij dat ik van haar verlost ben...
| |
[pagina 282]
| |
Clementine. -
(onnoozel). - Ja maar, ik geloof toch dat ze u nogal van dienst was, Hélène; op 't laatst deed zij toch de zaken geheel alleen af, en...
Helena. -
(gepikeerd). - Zoo, denkt ge dat? Wel, wel! Het was een venijnig, huichelend karakter, die met haar schijnheilig uitzicht van kruidje-roer-me-niet heel mijn huishouden in rep en roer zette, mijn man zaliger opstookte, en nooit iets goeds verrichtte. Ik had er nooit iets van gedaan...
Slaats. -
(luchtig, dom). - Ja maar, ik geloof toch dat g'een beetje overdrijft. Wij hebben het dikwijls tegen malkaar gezegd, niet waar Clem, dat Greta zoo slecht niet was als ze wel dacht. En 't was toch maar een ongelukkige sloor, niet waar?
Helena. -
(hevig). - Een slecht schepsel was het, Mijnheer, een die de schande over ons huis zou gehaald hebben, hadden wij ze langer bij ons getolereerd. Ik weet dat beter dan gij, geloof me! 't Is niet om niemendal dat ik er twaalf jaar geduld mee gehad heb. Van jongsaf stak er het kwaad in... Valsch en ondankbaar, dat was ze...
Slaats. -
(merkt niet dat Helena al boozer en boozer wordt). - Maar denkt gij niet dat het ook een beetje de schuld was van Fernand?
Helena. -
(van uit de hoogte). - Hoe, zoo, Mijnheer?
Slaats. -
(dom lachend). - Wel ja! Ge weet toch wel niet waar, zoo goed als ik, dat Fernand nog al gaarne de katjes in 't donker knijpt. En ik heb onlangs nog, van uwe oude vriendin Madame Van der Stichelen hooren vertellen dat Greta veel van hem te lijden had, dat hij haar geen oogenblik met rust liet, zei ze...
| |
[pagina 283]
| |
Helena. -
(hevig uitvarend, woedend). - Mijnheer, ik verbied u op zulke manier van mijn zoon te spreken. Ik weet best hoe ik mijn kinderen heb opgevoed, en ik kan u verzekeren dat zij, wat dat betreft, heel wat beters zijn dan zekere burgerluidjes die ik ken. Overigens, wij weten heel goed wat du bon ton is, en wat niet, en hoeven daaromtrent geen lesjes te ontvangen, van wie ook!...
Slaats. -
(als van den bliksem getroffen). - Oh! maar Mevrouw, zoo meende ik het niet... Ik wilde maar zeggen, ziet ge...
Helena. -
(recht) - Ja! Goed mijnheer! Ik weet het... het is de jaloerschheid die uit u spreekt, de afgunst, niet waar? Ik moet u zeggen dat ge een lompe boerekinkel zijt, een onbeschaafde kerel, en dat ge nog niet goed genoeg zijt om mijn zoon zijn laarzen te poetsen!
Slaats. -
(hevig verontwaardigd). - Wat!? Ikke! Mille tonnerres!! Ja maar, zoo niet, hoort ge! Ge weet misschien niet wie gij voor hebt. Ik laat me niet beleedigen, weet ge... ik ben major, madame, major van de gardeciviek...
Helena
(tierend). - Een lummel, zijt ge!...
Slaats. -
(spottend). - Wat denkt ge wel, madame la marquise van niksmendalle!... met uwe drie zilveren uilen... dat 's zeker een familieportret dat wapen... gij, uwe flierefluiter van 'nen zoon, en uwe gans van een dochter. (schaterlacht). Ah! ah! ah! mille tonnerres! Daar hebt ge de drie uilen!...
Helena. -
(van woede haast stikkend). - Mijnheer, ik verbied u...
Clementine. -
(die tot dan toe vruchteloos gepoogd heeft
| |
[pagina 284]
| |
haar man tot zwijgen te brengen, mengt zich nu ook in den twist). - Alla toe, Alphonse, zwijg nu maar, laat ons maar liever heengaan! Ge ziet wel dat wij hier niet meer op onze plaats zijn. Ze zijn hier ook hunnen tijd vergeten zeker, he madammeke sterke kaas?!
Helena. -
De deur uit, lomp volk, of ik doe u door mijn knecht verjagen!.. (belt).
Clementine. -
(schijnbaar nog al kalm). - Ja, ja, Madammeke, we gaan al, zie! (duwt Slaats die nog iets zeggen wil, naar den achtergrond).
Helena. -
(aan de meid die opkomt langs deur links). - Breng dat volk buiten, de straat op! (met gejaagden, maar toch zeer trotschen stap, af langs deur rechts).
| |
7e Tooneel
MADELEINE, FERNAND, later MEID
(Madeleine, in licht zomerkleedsel, op langs deur achtergrond, komt uit den tuin, met eenige roode en gele rozen in de hand. Gaat in den zetel liggen en speelt achteloos met de bloemen in haar schoot.)
Fernand. -
(op langs deur rechts, in rijkostuum, korte spannende broek en gele laarzen, rookt met elegante gebaren een sigaret). - Waar is mama?
Madeleine -
'k Weet niet... Op haar kamer zeker... zich gaan kleeden... Fernand. -
(ziet wijnflesch en glas nog op de tafel staan). - Wie is hier geweest?
Madeleine. -
'k Meen de Slaats'en. Maar mama heeft ze buiten gezet... 'z hebben ruzie gemaakt... Fernand. -
(onverschillig). - Zoo!...
| |
[pagina 285]
| |
(Korte stilte).
Madeleine. -
du Sautois komt straks hier, weet ge 't al? Fernand. -
(verwonderd). - He? Raoul? Wat komt die hier verrichten?
Madeleine. -
Hij heeft een entrevue gevraagd met mama, voor een heel belangrijke zaak... Fernand. -
(nieuwsgierig). - Heel belangrijke zaak!.. Toch geen geldkwestie zeker?...
Madeleine. -
(maakt gebaar van: wat zou het!). - Dat zou ik toch niet denken he?
Fernand. -
't Zou me geen zier verwonderen. Raoul zit in heel slechte lakens, en wie weet of hij van mama niet wat los wil maken, Madeleine. -
Neen, dat kan ik niet gelooven... Fernand. -
Maar wat dan? Weet gij er soms meer van? Madeleine. -
Neen, maar... voor zoo iets kan ik Raoul toch niet bekwaam achten. Daar is hij te veel gentilhomme voor... Mama denkt ook... (aarzelt).
Fernand. -
Nu wat? Madeleine. -
(wat in de war). - Ja... enfin... dat hij voor wat anders komt...
Fernand. -
(spottend). - Toch voor geen huwelijksaanvraag zeker.
Madeleine. -
(verrast) - Denkt gij dat, Fernand? Zou het mogelijk zijn?
Fernand. -
(lacht). - 'k Geloof waarachtig dat gij een oogje hebt op dien baron de la Chaise Percée!...
Madeleine. -
(verontwaardigd). - Maar hoe kunt ge toch zoo over Raoul spreken? Hij is toch immers uw beste vriend?
| |
[pagina 286]
| |
Fernand. -
(schokschoudert minachtend). - Daar zullen we maar niet meer over spreken (gaat langzaam naar den achtergrond, kijkt den tuin in, dan op zijn uurwerk en slentert dan heen langs den achtergrond, de trap van het perron af. De deur blijft achter hem openstaan).
Madeleine. -
(zit nu weer melankoliek te droomen, plukt aan de rozen die nog steeds in haren schoot liggen; zucht nu en dan heel diep). - Oh, Raoul!... wist gij, hoe ik lijd... En hoe hartstochtelijk ik u bemin!...
(Het is middelerwijl bijna donker geworden. Het tooneel ligt gedurende een oogenblik in halfduister. Dan komt de meid op langs deur links, met eene brandende lamp die zij op de tafel plaatst. Weer onmiddellijk af langs deur links, neemt wijnflesch en glas mee. Er is nu op en rond de tafel een kring van gezellig geel licht. de hoeken van de kamer alleen blijven donker. Madeleine staat nu langzaam op en gaat naar den achtergrond, in de open deur staan droomen, met het gelaat naar den tuin gekeerd. Men hoort de wind zachtjes in de boomen ruischen. Madeleine zucht af en toe heel diep en staart dan met smachtenden blik in den avond).
| |
8e Tooneel
MADELEINE, DU SAUTOIS.
du Sautois. -
(is onopgemerkt tot op het perron gekomen; slaat plots voor Madeleine, en buigt diep met den hoed in de hand:) Freule...
Madeleine. -
(verschrikt en geheel onthutst) - Hemel!... Raoul! oh! pardon!... Monsieur le baron...
du Sautois. -
Vergeef me, freule... ik ben maar recht binnen gekomen, daar de tuindeur open stond en mevrouw uwe mama toch van mijne komst verwittigd was. | |
[pagina 287]
| |
Madeleine. -
(nog steeds verward) - Oh!... ja... wilt u maar binnenkomen Ra... Monsieur le baron... ik zal mama gaan roepen (loopt vlug en elegant de deur uit rechts.)
du Sautois. -
(erg keurig, geheel in 't zwart gekleed, met glimmenden hoogen hoed en gele handschoenen, monocle in zijn linkeroog, het haar vol pommade en in een rechte lijn gescheiden tot in den nek; gaat in een zetel liggen en kijkt glimlachend Madeleine na; dan, als hij alleen is:) - Verdomd aardig ding toch, die Madeleine!... 'k Weet waarlijk niet of ik niet beter doen zou haar in mijn netten te vangen. Maar kom, als ik de moeder heb, dan valt de heele rommel van zelf in mijn handen, dochter en geld er bij begrepen. Laten wij diplomaat zijn...
| |
9e Tooneel
DU SAUTOIS, HELENA
(Helena op langs deur rechts, zeer schitterend, met zwartzijden kleed met gitten, laag uitgehaald op de borst, in het reeds lichtelijk grijzende haar een donkerroode roos, het aangezicht overvloedig geverfd en geblanket. Statig tot bij du Sautois; beiden buigen diep vóor elkaar. Helena biedt hem met een gracieus gebaar hare van ringen schitterende hand waarop du Sautois, verliefd en hartstochtelijk een kus op drukt. Beiden maken een tamelijk potsierlijk figuur).
du Sautois. -
Mevrouw... Helena. -
Monsieur le baron... Wat ben ik vereerd door uw bezoek... Het kwam wel heel onverwacht maar 't is ook daardoor des te aangenamer... (doet beweging naar de bel). Mag ik u een glas wijn doen voorzetten?
| |
[pagina 288]
| |
du Sautois. -
Oh! neen, mevrouw, doet u asjeblief toch zooveel moeite niet, ik zou niet graag... Helena. -
Maar dat is het heelemaal niet....
du Sautois. -
Neen, waarlijk niet, mevrouw. (Grijpt haar delikaat bij den arm om haar tegen te houden). Doe mij het plezier...
Helena. -
Nu dan... laten we dan maar wat praten... Ik vind het zoo charmant dat u ons eindelijk eens een bezoek brengt! (Beiden gaan zitten tegenover elkander).
du Sautois. -
Oh! mevrouw, de eer en het genoegen zijn geheel aan mijne zijde. Ik voel me steeds zoo gelukkig in uw bijzijn... Ik zei het u immers al... Ik heb ook zelden zoo'n sublieme oogenblikken beleefd als die van onze laatste soirée, waar ik de gelegenheid had u geheel naar waarde te schatten. Helena. -
Oh! monsieur le baron... u overdrijft... Maar toch ben ik nog geheel onder den indruk van dit prachtige feest... Oh! c'est inoubliable!...
du Sautois
(met vleiende overdrijving). - Ja, en u waart er zeker het schoonste sieraad van... Allen hebben u bewonderd... Zoo charmante, zoo schitterend van jeugd en schoonheid, zoo superbe, zoo verblindend...
Helena
(lacht wat verlegen). - O! u flatteert me waarlijk te veel...
du Sautois. -
Oh! geen woorden zijn voldoende, geloof me, om uit te drukken wat een genot ik telkens heb aan uwe tegenwoordigheid... U maakt me gelukkig door uwe hemelsche blikken alleen...
(Helena kijkt minzaam lachend voor hare vingers).
du Sautois
(grijpt hare handen). - O! laat mij ze nog
| |
[pagina 289]
| |
eens zoenen, uwe heerlijke handen... vos petites mains mignonnes. (Zinkt voor Helena neer op de knieën en kust hartstochtelijk hare vingers). Oh! Hélène! laat mij u toch zeggen hoezeer ik u lief heb... (met meer en meer pathos en hartstocht). Alles leg ik aan uwe voeten: mijn hart, mijn rijkdom, mijne titels, alles hoort u toe, als ge de mijne wilt zijn... Kom, Hélène, wilt ge? Aanvaard toch het geluk dat ik u brengen wil...
Helena
(met schijnbare verlegenheid als een jong meisje). - Is het u ernst, Raoul?
du Sautois
(steeds geknield). - Oh! ik zweer u! Ik heb u liever dan het licht mijner oogen... Oh! Je t'adore!
Helena
(neemt het hoofd van d.S. in haar handen en zoent hem, zalig fluisterend:) Ik bemin u, Raoul!...
(du Sautois staat recht, Helena zinkt met verliefde blikkeu en zuchten aan zijne borst. Zoenen).
| |
10e Tooneel
DE VORIGEN, FERNAND, MADELEINE
(Fernand en Madeleine komen bijna gelijktijdig binnen. Fernand langs perron, Madeleine langs deur rechts).
Fernand
(als versteend). - Ah bah! Wat is er nu aan den gang!!
Madeleine
(verschrikt). - Hemel!
(Helena en du Sautois laten elkaar los, du Sautois een paar stappen op zij).
Helena
(statig en met veel plechtigheid). - Mes chers enfants, ik ben verloofd met Monsieur le baron!...
Gordijn valt snel.
Einde van het 2de bedrijf. |