Nieuw Leven. Jaargang 1(1908)– [tijdschrift] Nieuw Leven– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 206] [p. 206] 't Avondgebed Neven zijn spondeke, Vroom en gedwee, Stamelt het jongske zijn Slapegaans-bee - Zijn Onze-Vader. Op bei zijn knietjes, en Handjes te gaar, Hapert het hier soms en Hapert het daàr, Bij 't Onze-Vader. Moeken - waar even ze 't Haperen hoort, Minzaam en zoet helpt het Kindeken voort Aan 't Onze-Vader. Paatje - hij - houdt zich stil, Zwijgend ter zij, Denkt aan de tijden die Vloden voorbij, En 't Onze-Vader. [pagina 207] [p. 207] 't Oud Vader-Ons dat ook Hij immer las, Toen, lijk zijn zoon, hij nog Kindeken was - Zijn Onze-Vader. Zijn Vader-Ons!... Die is Lange reeds dood! Kinderen zijn klein, maar wij, Mannen, te groot Voor 't Onze-Vader... Neven zijn spondeke, Steeds ongestoord, Stamelt het jongske zijn Avondbee voort - Het Onze-Vader. Ledeberg-Gent. Gustaaf De Mey. Vorige Volgende