Ik kan het nóch een loffelijk pogen, nóch een betrekkelijkbevredigend èèrst-optreden noemen: het lijkt een massaal bronzen kunstwerk, stout hemel-hoog boven het alledaagsche getild op het rijk-marmren voetstuk eener zelf-bewuste kunstenaarsziel, waarvan een àl-verblindenden schittergloed van facetten-ornamentiek uit óplaait, er ónuitwisbaar door de kunstvolle weergave der veelvoudige verscheidenheid van gloeiende hartstochten en laaiende passie's in gesplepen.
Van Hecke en De Gruyter gaven hun werk, breed, àlzijdig, nieuw, stout en schoon!
En omdat ik voel dat het een werk geldt, gesproten uit hun diepste ik en geduldig ópgewrocht met de hooge liefde alleen den kunstenaar eigen, waag ik het, en dan nog niet zonder schrooms, deze enkele aanmerkingen niet als wijzigende kritiek, maar veeleer als aanvullende uiting mijner begeerte naar schoonheids-eenheid neer te schrijven.
De heer Gust Van Hecke droeg Koortsdeun en Venus en Adonis voor, twee zeer-lastige verzen van Karel van de Woestijne; het éérste werd uitstekend weergegeven, terwijl ik van het tweede - voorwaar een bijna niet weg te ruimen struikelblok - zeggen moet dat het wel eens aan onjuist gevoel te lijden had.
Daarentegen werd 's Zondags, een novelleken van Streuvels, prachtig van 't begin tot 't einde in den gewenschten toon gehouden.
Van P. Van Langendonck waren En 'k ging en En verre tochten gaan - dit laatste vooral - alhoewel zuiver gevoeld, dan toch als uiting te koel, te eentonig.
Kerstfeest van Willem Kloos en een fragment uit Zegepraal van I. Querido werden op een sublieme wijze voorgedragen. Het gelukte den heer Van Hecke wonderbaar het eenigzins donker-koele àl-te-beredeneerde in Kloos zijn verzen handig met de zonnige lichtstippeling van een rag-fijn gevoel tot genietbaar ideeën-vervolg te verwerken.
De hartstochtelijke smeektoon waarop de mooie verzen: