Bij de platen.
Om 't beste deel. -
Van den vroegen morgen hebben ze op 't woeste water gezwalkt, dicht langs de kust, waar 't gevaarlijk is; maar de Fransche visschers, die hun bedrijf kennen, weten wel, dat daar de meeste visch zit. Nu is 't avond en praten ze onder een verfrisschenden drank nog wat na over het afgeloopen dagwerk. Maar eer ze straks huiswaarts keeren, moet de vangst verdeeld worden; de kaarten zullen beslissen. Wien zal 't geluk dienen?
De stoere gast daar achter tafel heeft kaart gevraagd; zal zijn makker kleur bekennen? Daar gaat, met een gebaar van stillen triomf, de hand van den ander, die de kaart vasthoudt, de hoogte in, en hij ketst zijn kaart op tafel - hèm is de slag.
Die met den Zuid-Wester op kijkt bedenkelijk: nog een paar van die gelukkige slagen en - de goede kansen zijn voor hem verkeken, 't beste deel van den buit gaat zijn neus voorbij.
Ware eerlijk deelen niet verstandiger geweest?