Christoffel Bisschop.
Christoffel Bisschop, de schilder, van wien wij zoo menig Hinlopensch huiselijk tafereel afbeeldden, is dezer dagen op zijn villa Frisia te 's-Gravenhage overleden. Zijn echtgenoote, mevrouw Gate Bisschop-Swift, verliest in hem een liefhebbend echtgenoot en prettigen gezel bij den dagelijkschen kunst-arbeid; zijn vrienden, de kring van oudere Haagsche schilders, zullen zijn eerbiedwaardig, decoratief artistenhoofd, meer zijn minzaam-vriendschappelijken omgang met leedwezen missen, terwijl ons land in hem een zijner voortreffelijke, ver over de grenzen gevierde zonen verliest.
christoffel bisschop, † 5 oct. 1904.
Bij gravures, naar zijn werken als o.m.: Het huwelijksaanzoek en Stichtelijke lectuur genomen, verhaalden wij reeds de belangwekkendste bijzonderheden uit den levensloop van dezen Leeuwarder burgerzoon, die, na lang aanhouden van zijn vader toestemming verkregen hebbende schilder te worden, bij meester Huits van Hove leerde en, 24 jaar oud, naar Parijs trok, om in dat schitterend kunstmilieu zijn opleiding te voltooien.
In het vaderland teruggekeerd, legde hij zich op de vertolking zijner oude liefde: het Hinlopensch huiselijk leven, toe, en - bekwaam teekenaar en krachtig kleur-gever als hij was - won hij daar een groot en welverdiend succes, waarvan zijn oude moeder de blijde getuige was.
Aan zijn Friesche vrouwen in effectrijke, gewestelijke dracht, zijn Hinloper binnenhuizen is Bisschop heel zijn leven trouw gebleven; maar bovendien schilderde hij portretten, waaronder dat zijner moeder in deftig-Friesche oudedames-dracht door edele voornaamheid uitmunt en - niet te vergeten - prachtige stillevens, die door hun schier feestelijk-schitterende kleurenpraal en deftig cachet aan onze oude meesters denken deden.
Die zucht naar het voorname, wel-staande en statige is evenzeer een karaktertrek van Bisschop's kunst als van zijn persoonlijkheid; zie er zijn portret maar eens op aan; burgerzoon geboren, heeft hij steeds in hoogere kringen verkeerd dan waartoe de volksmeening schilders en andere artisten gemeenlijk verwijst. Nu is het waar, dat de kunstbewondering der zoogenaamde hoogere standen meestal er eene ‘van den kouden grond’ is, een min of meer gedwongen mee-doen met wat nu eenmaal tot den goeden toon behoort en 't valt dus niets te verwonderen, dat kunstenaars hun vriendschappelijk verkeer bij voorkeur elders zoeken. Maar met de kunstliefde van wijle onze koningin Sophie was het toch wel een beetje anders gesteld: het is bekend, dat deze edelaardige vorstin mevrouw Bisschop bezocht en in haar woning het werk van den talentvollen zoon bezichtigde. Ook de prinses der Nederlanden, die met den prins von Wied huwde, hield veel van Bisschop, raadpleegde hem bij haar kunst-oefeningen en vroeg hem en zijn gade te logeeren op het vorstelijk kasteel in haar nieuwe vaderland. Dat zijn dood door de hooge familie betreurd werd, bewees het vorstelijk-weelderig bloemstuk, dat, naar de couranten meldden, de baar des overledenen sierde. Ook H.M. koningin Wilhelmina, kunst-kenster en liefdevol beoefenaarster als zij is, droeg den bekwamen schilder en braven mensch een oprechte hoogachting toe.
Met dezen 76jarige is wederom een der oudste vertegenwoordigers onzer glorierijke negentiend'eeuwsche schilderschool verdwenen; moge zijn voorbeeld van edel mensch- en kunstenaarsleven niet zonder invloed zijn op de jongeren, die er de eerbiedige getuigen van waren.