‘'T is maar een pennelikker.’
Naar een aquarel van P. de Josselin de Jong.
- 't Is maar een pennelikker, - zou Potgieter gezegd hebben van den ouden heer, dien De Josselin de Jong daar zoo handig met waterverf op een stuk papier heeft gezet; maar dan is 't er ook een van 't ouderwetsche slag, want de pen, die hij tusschen de lippen geklemd houdt, is nog de veerenschacht, waar onze grootvaders hun debet en credit mee boekten. De man is, evenals de schamele held van Potgieter's bekende satyre, al vergrijsd in 't vak en kaal in de plunje; zijn kantoorjas is vergrauwd, de kalot, die zijn oud hoofd voor tocht behoeden moet, is ook al