Etienne Clavier.
Deze Fransche letterkundige onzer eeuw heeft onderscheidene werken nagelaten, die van zijn groote geleerdheid getuigen. Geen geschrift kan echter zijn nagedachtenis zóó vereeuwigen, als de stipte rechtvaardigheid, welke hij aan den dag legde bij gelegenheid dat hij over het lot van een mensch moest beslissen, en tusschen de rust of de wroeging van zijn geweten en de hooge gunsten of den haat van een machtig en willekeurig vorst te kiezen had. En nochtans bezat Clavier, van natuur zachtaardig en beschroomd, niets van datgene, wat in hem die mannelijke en deugdzame vrijmoedigheid deed verwachten, waardoor hij zich in gevaren wist te onderscheiden.
Napoleon Bonaparte had zich de hoogste macht toegeëigend. Vele samenzweringen waren er tegen hem gesmeed en achtereenvolgens ontdekt geworden; onder andere die van Pichegru en van George Cadoudal.
De eerste consul had steeds in generaal Moreau een gevaarlijken mededinger gezien, wijl deze bekwame krijgsman niet alleen de achting des volks, maar ook die van het leger genoot. Hij wilde daarom van de laatste samenzwering voor zich zelven gebruik maken, om zich van een man te ontdoen, wiens invloed en karakter hem vrees inboezemde.
Men beschuldigde hem derhalve van medeplichtigheid aan een aanslag, welke het herstel van het koningschap ten doel had; een beschuldiging, van allen grond ontbloot en strijdig met de gevoelens, die Moreau aan den dag had gelegd.
Hoe het ook zij, men had het grootste belang bij zijn schuldigverklaring en alle middelen werden in het werk gesteld om hem in het verderf te storten. En ongelukkig waren niet alle rechters zoo onomkoopbaar als Clavier. Voor het Hof van het departement der Seine gedaagd, werd Moreau met nog andere, hem onbekende personen, in rechten vervolgd. Hij werd schuldig verklaard en, volgens de meening van het Hof overtuigd van samenzwering tegen 't hoofd van den staat, tot twee jaren gevangenisstraf en tot verbanning veroordeeld.
Deze veroordeeling werd eenigen tijd uitgesteld.
Bonaparte had intusschen den geslachtsvoornaam Napoleon aangenomen en zich zelven met de keizerlijke waardigheid bekleed. Zoo lang nu het vonnis niet uitgesproken was, deed hij de gevoelens der leden van het gerechtshof uitvorschen door zijn meest vertrouwde handlangers, die van hun kant geen moeite spaarden, om de rechters te verblinden of vrees aan te jagen, aangezien zij wisten, hoeveel belang hun meester stelde in het welgelukken zijner misdadige pogingen.
Onder deze rechters bevond zich ook de hoogleeraar Etienne Clavier, die als lid der jury in dit geding zitting had. Evenals aan zijne ambtgenooten, werden ook hem hooge gunsten en belangrijke posten voorgespiegeld, indien hij zijn stem tot de veroordeeling van Moreau wilde geven. Maar verontwaardigd, dat men hem een dergelijk voorstel durfde doen, hetwelk hij als een beleediging voor zijn karakter beschouwde, antwoordde Clavier niets en keerde den man, die in last had hem om te koopen, den rug toe. Het was duidelijk, dat Clavier, doordrongen van de heilige verplichting, die als rechter op hem rustte, alleen volgens zijn geweten wilde oordeelen, en zijn stem niet voor de luimen eener partijdige macht veil wilde hebben, door een man te vonnissen, die naar zijn overtuiging onschuldig was.
De handlanger des nieuwen keizers sloeg nu een anderen weg in en dacht misschien beter te zullen slagen, wanneer hij bedreigingen gebruikte.
‘Bedenk u, mijnheer Clavier,’ zei hij op gewichtigen toon, ‘bedenk u wel, want weet, dat het behoud van uw hooggeschat leeraarsambt alleen afhangt van het besluit, dat gij zult nemen.’
‘Het zij zoo,’ antwoordde deze, ‘maar de vrees hiervoor zal mij toch niet tegen mijn geweten doen handelen...’
‘Gij hebt ongelijk,’ hernam de gedienstige veinzaard des dwingelands. ‘Rekent gij dan volstrekt niet op met goedertierenheid des keizers? Het is niets anders dan om den vrede en de orde in het land te bevestigen, dat hij gaarne zag, dat men den generaal Moreau veroordeelde; want, wees verzekerd, dat, wanneer gij hem ook al veroordeelt, de vorst toch niet zal nalaten hem kwijtschelding te geven.’
‘En wie zal die aan ons geven?...’ was het eenige antwoord des waardigen rechters.
Verpletterend antwoord! Verhevene woorden van deugd! Zeer zeker was dit de stem van een zuiver en eerlijk geweten.
Tengevolge dezer edele tegenkanting werd de bedreiging ten uitvoer gebracht. Clavier verloor zijn ambt.
Maar ruimschoots werd hem dit vergoed door de achting en de bewondering, die alle braven hem toedroegen, en die zijn verheven woorden tot in het verste nageslacht weerklank zullen doen vinden. Zonder twijfel was het hem zeer gemakkelijk geweest zijn rechterlijke stem te verkoopen; zijn schande was onopgemerkt met zoo vele andere van dien aard voorbijgegaan; ja, het publiek, dat zoo gemakkelijk bedrogen wordt, was er nauwelijks mee bekend geworden.
Maar deze geheime misdaad had de edele ziel van Clavier niet stilzwijgend kunnen verdragen. Hij eerbiedigde de macht van het geweten, van die onbepaalde heilige macht, die boven alle andere verheven is.
Eere zij derhalve Clavier hiervoor toegebracht! Eere aan allen, die hem weten te evenaren en hun plicht getrouw blijven.
Magda.