Bij de platen.
H.M. de Koningin en Z.K.H. de Prins te gast bij de marine te Den Helder. -
Wij weten geen beter bijschrift voor de twee kiekjes dan het stukje wat de Standaard schreef naar aanleiding der heuglijke feesten te Den Helder, het is bij dit photographisch beeld het ware woord.
‘Het bezoek van onze Koningin aan Den Helder is een triomftocht geweest.
Men weet, wat er van socialistische zijde gewroet en geploeterd is, om vooral de marinematrozen bij de revolutionaire garde in te lijven. Het was één pogen om het oude zeggen van ‘Jongens van Jan de Wit’ weer te doen opleven.
En nu is de Koningin zelve naar het hoofdstation van onze Marine toegegaan, heeft het marineleven meegeleefd, sliep aan boord van de
Hertog-Hendrik, daalde af tot in de machinekamers, bezag kombuis en slaapzaal, voer mee uit op de zee, woonde de manoeuvres bij, hield een roeiwedstrijd, reikte daarvoor zelve de prijzen uit, sprak met commandant en lichtmatroos, kortom, gaf zich gelijk geen minister van Marine het guller zou kunnen doen.
En het resultaat?
Dit, dat heel de vloot als in een oogwenk in geestdrift voor Oranje en de Koningin opwaakte en dat aan den jubel geen einde kwam.
Dit zal vrucht dragen voor de toekomst.
Vooral ook om het koninklijk woord, dat de Koningin sprak, toen ze aan De Ruijter, Tromp en Evertsen herinnerend, er op wees, hoe deze vlootvoogden Gods Woord tot richtsnoer voor hun leven hadden gekozen, en vroomheid steeds als de eerste deugd hadden doen gelden en daarop dan haar hoorders opriep, om het voetspoor van die vrome zeehelden te drukken.
in de hoofdkerk te st. petersburg tijdens den oorlog, naar een schets van a. forestier.
Dat is het, waar heel ons volk, waaraan ook de vloot behoefte heeft. Een hooger aandrift moet ook het personeel van onze vloot bezielen. Een hooger beginsel dan de vreeze Gods is er niet.
Gelukkig het land, waar niet alleen van den prediker, maar ook van de Vorstin die regeert, zoo kloeke, zoo besliste, zoo vrome taal uitgaat.’