na de totale verwoesting in 1689 door de Franschen, afgedaald tot den rang van een doode stad en eerst in den laatsten tijd brengen handel, nijverheid en fabriekswezen weer meer vertier en leven in de stille straten. De onverwoestbare muren van de kathedraal zijn de eenige overblijfselen van de oude middeleeuwsche stad; al het overige is door de wilde horden van Louvois, Mélac en andere barbaren verwoest en zelfs de Dom ontsnapte maar ternauwernood aan de algemeene vernieling. In de achttiende eeuw diende het Godshuis voor magazijn en eerst in het midden der negentiende eeuw heeft men het gebouw geheel gerestaureerd en aan den godsdienst teruggegeven. 't Is waar, de graven der Duitsche keizers zijn geschonden; de Fransche krijgsknechten kegelden met de hoofden der Rijksvorsten, die hier gedurende vijf eeuwen werden begraven. Maar de Dom zelf rijst weer in volle pracht omhoog en tart opnieuw de eeuwen. De Dom van Spiers is een der grootste aan den Rijn. Het schip is ruim 134 M. lang. Over het dwarsschip gemeten, is de kerk meer dan 50 M. breed en de kolommen van het middelschip staan 14.60 M. van elkaar. De torens aan de westzijde zijn 73 M. hoog. 't Is dus niet te verwonderen, dat dit reuzengebouw de stad en den geheelen omtrek beheerscht.
Na Spiers is de eerste groote stad aan den Rijn het welbekende Ludwigshafen, de haven van Mannheim en het eindpunt van de groote vaart op den Rijn. Wij kwamen tegen den avond hier aan en een korte wandeling door de drukke streken overtuigde ons al spoedig, dat Ludwigshafen een der belangrijkste handelsplaatsen aan den Rijn is. Vanaf de Rijnbrug heeft het gezicht op de rivier wel iets van de Maas voor Rotterdam. Langs de breede kaden rijzen kolossale pakhuizen, magazijnen en entrepôts omhoog en de tallooze booten, bootjes en schepen brengen op de rivier een gezellige drukte te weeg, die weldadig aandoet na de doodsche kalmte, welke hoogerop op den breeden stroom heerscht. Ludwigshafen werd eerst in 1843 gesticht en telde toen een paar duizend zielen. Tegenwoordig is dit getal gerezen tot boven de 30.000 en 't vermeerdert nog aanhoudend. 't Spreekt vanzelf, dat er nog niet veel merkwaardigs te zien is buiten de verschillende handelsinrichtingen, maar bovendien is de zenuwachtige gejaagdheid van een drukke handelsplaats voor den reiziger gewoonlijk niet bijzonder aantrekkelijk, vooral niet, wanneer zooals hier de electrische trammen des ochtends om zes uur al door de straten snorren en om elf uur des avonds nog in volle beweging zijn.
Van Ludwigshafen tot Mainz sporen wij door een streek, die rijker is aan natuurschoon dan het reeds afgelegde gedeelte. Tot Worms is er nog niet veel te zien. Alleen Frankenthal trekt onze aandacht, omdat dit nijvere stadje zijn opkomst te danken heeft aan de Calvinisten, die in 1554 uit Nederland uitweken. En even verder sporen wij de bij uitstek vruchtbare streek binnen, die Worms omgeeft en reeds van ouds ‘Wonnegau’ genoemd werd, 't geen vrij vertaald wil zeggen: ‘het land van melk en honig’. Schoon is werkelijk het land, maar verschrikkelijk heeft ook hier de oorlog gewoed. De rijke, bloeiende Rijksstad daalde na de middeleeuwen evenals Spiers af tot een onbeduidend provinciestadje. Reeds in den dertigjarigen oorlog had het veel te lijden, maar het is alweer het gevloekte jaar 1689, dat moord en brandstichting over de geheele Wonnegau verspreidde. De benden van Mélac legden de stad geheel in asch, zoodat alleen de Dom en de synagoge bleven staan. Zóó groot was de verwoesting, dat in 1801 Worms nog slechts 5000 inwoners telde. Ook hier echter is in de laatste jaren verandering gekomen. De nieuwe Rijnhaven brengt leven en vertier en de fabrieken van leerwerken, bedrukte katoen en vooral van kunstmatige champagne veranderen zoetjesaan de stille stad weer in een druk middelpunt van verkeer. Reeds telt Worms opnieuw meer dan 30.000 inwoners en steeds gaat dit aantal vooruit.
Ook in deze stad is de Dom ‘het monument’. Bijna even groot als de kathedraal van Spiers, steekt ook hij hoog boven de omgeving uit en in weerwil van alle herinneringen, die Luther en de hervorming hier hebben nagelaten, in weerwil zelfs van het hier gestichte reusachtige Luther-monument, bepaalt de Dom grootendeels het karakter der stad en wekt herinneringen op uit de meest roemrijke eeuwen van haar bestaan.
Voor liefhebbers van een goed glas wijn zal het wel overbodig zijn, op te merken, dat in Worms behalve de Dom nog de Liebfrauenkirche bestaat. Op den heuvel, waarop deze kerk staat, wast de welbekende Liebfraumilch, een der edelste Rijnwijnsoorten.
Trouwens, zoodra wij Worms hebben verlaten in de richting van Mainz, verandert het karakter van het landschap geheel en 't duurt niet lang, of wij bevinden ons te midden van een der vruchtbaarste wijnstreken van Duitschland. De uitloopers van het Haardt-gebergte reiken hier tot aan den oever van den Rijn, zoodat wij vanaf Oppenheim de bergen links en de rivier rechts van ons hebben. De hellingen der heuvels en de geheele kleine vlakte tusschen deze en den stroom zijn dicht bezet met schoone wijngaardranken, die er bijzonder vruchtbaar uitzien. Te midden van deze schoone streek ligt het welbekende dorp Nierstein, dat aan alle wijnsoorten van de omgeving zijn naam geeft.
En nu duurt het niet lang of wij naderen het ‘gouden Mainz.’ Voortdurend hebben wij het uitzicht op den breeden stroom en in de verte doemen reeds de toppen op van den Taunus. Nog een paar minuten en wij snorren de groote Rijnbrug voorbij en weldra staan wij weer op het perron van den Central-bahnhof van Mainz.
Met dit gedeelte van onze reis wil ik eindigen. Over Heidelberg, Frankfort, Mainz en het Rijndal heb ik reeds gesproken in een vorigen jaargang van de Illustratie en ik uit van harte den wensch, dat ook deze kleine reisbeschrijving, in aansluiting met die voorgaande, een aangenamen indruk mag achterlaten bij de welwillende lezers. Misschien is het mij nog eens gegeven den loop van den Rijn ook voorbij Straatsburg te volgen tot aan zijn bron en iets te vertellen van al het schoone, wat ook daar te zien is.