voorschijn na zoodoende een weg van ruim 3 K.M. afgelegd te hebben, ten einde in rechte lijn ongeveer 200 M. verder te komen.
Het stadje Triberg ligt ongeveer een kwartier gaans van het station verwijderd, en maakt een allergezelligsten indruk. Bij een grooten brand in 1826 is het zoowat totaal verwoest en daarna weer opgebouwd, zoodat het er nog tamelijk nieuw uitziet. Het spreekt van zelf, dat het hier krioelt van hotels, want Triberg is het groote middelpunt van het vreemdelingenverkeer in het Schwarzwald. Door zijn gunstige ligging in een beschutte vallei, te midden van schoone bosschen en wandelingen, is het niet alleen een gezochte badplaats in den zomer, maar ook een bevoorrechte verblijfplaats in het voor- of najaar voor hen, die zich ietwat willen acclimatiseeren, alvorens verder naar het zuiden te gaan of naar het noorden terug te keeren.
Door dit drukke bezoek is Triberg een florissant stadje, en onder de kleine 3000 inwoners vindt men geen armen. Maar dit is niet de eenige reden van de welvaart. Triberg toch is tevens een middelpunt van de klokkenmakerij en het houtsnijden, en in de Gewerbehalle - wij zouden zeggen: ‘het nijverheidsmuseum’ wordt een doorloopende tentoonstelling gehouden van alle mogelijke horloges, klokken en andere uurwerken, die hier vervaardigd worden.
Het groote aantrekkingspunt echter van Triberg is zijn beroemde waterval, die de schoonste is van Duitschland en een der schoonste van Europa. Het spreekt dus van zelf, dat onze eerste wandeling hierheen gericht was.
De weg daarheen voert door het stadje, waar wij op verschillende plaatsen reeds de beek zagen, die hoog uit de bergen komt, en haar vroolijk geklater hoorden, als zij driftig voorwaarts spoedt, om ook haar deel aan den waterschat van den Rijn te brengen.
Aan het andere eind van de hoofdstraat draaide de weg links af, liep het bosch in en bracht ons in vijf minuten bij een steil rotsblok, vanwaar wij het schoonste, uitzicht hadden op den waterval in zijn geheel.
Hoog van boven komt de Gutach naar beneden stormen en vormt een waterval van zeven verdiepingen, die te zamen een hoogte van 150 M. bereiken. Over kolossale granietbrokken spat en schuimt het water heen, nu eens breeder, dan weer smaller, tusschenbeide een vijvertje vormend, waar de beek tijdelijk schijnt te rusten, om even verder weer met vernieuwde woede het dal te zoeken.
Van beneden af reikt het oog tot hoog boven op den berg en volgt den geheelen loop van de beek, die als een reusachtige slang zich door en over de rotsen wringt en uit de diepte der bosschen te voorschijn schijnt te komen. Bij dezen waterval hoort men niet het woeste gedonder van den Rijn bij Schaffhausen of van andere groote watervallen, maar een aanhoudend geklater, gedruis en gespurtel, dat meer gezellig en lief dan wel overweldigend is. De omgeving van de Gutach voltooit dit geheele grootsche natuurtafereel en is als 't ware de schoone lijst, die de schilderij nog des te meer doet spreken. De geheele helling van den berg aan weerszijden van den waterval is bedekt met prachtige, zware dennenbosschen, waardoor een voetpad kronkelt, ten deele in de rotsen uitgehouwen, dat den bezoeker in staat stelt den loop van den waterval geheel te volgen. Beklimt men dit pad (een echten bergweg), dan heeft men telkens een nieuw gezicht op den waterval, op het dal en de omliggende bergen, en moeilijk is het te zeggen, vanwaar men het schoonste uitzicht heeft op deze prachtige natuur.
Op verschillende hoogten liggen drie bruggen over den schuimenden stroom en van hier af gezien, schijnt het van boven komende water alles te zullen verwoesten, totdat het onder onze voeten doorstormt en diep beneden ons in de bosschen verdwijnt.
Hoe heerlijk is het, in deze wondervolle omgeving rond te dwalen! De geurige dennenlucht verkwikt en versterkt de longen. Het dichte loof der zware boomen tempert het felle zonlicht en keert de al te warme zonnestralen af. Dwaalt men wat verder van den weg af, dan wordt de geheimzinnige stilte van het woud alleen verbroken door het geklater van den waterval, dat tot diep in het bosch doordringt. Hier en daar klinkt het geluid van de bijl der houthakkers; soms springt een schichtig eekhoorntje van den eenen tak op den anderen en op enkele plaatsen zien wij duidelijke sporen, dat er ook nog wel grof wild rondzwerft op de bergen van het Schwarzwald!
Wij wandelden geheel langs den waterval, totdat wij boven uitkwamen op de plaats, waar de Gutach uit de bergen te voorschijn komt. Daar staat een betrekkelijk klein gebouw, de electrische centrale, vanwaar uit Triberg met den waterval en geheel zijn omgeving des avonds electrisch wordt verlicht. Hier geen smook van steenkolen, geen geraas en gestamp van machines, geen stoom en walm uit pijpen en schoorsteenen; - de beek zelf levert de beweegkracht, die omgezet wordt in electriciteit! Gemakkelijker kan het al niet.
Langs het steenachtig en hobbelig pad, dat nog verder naar boven voert, kwamen wij na een vermoeiende klimpartij aan het hotel ‘Zum Wasserfall,’ dat 894 M. boven de zee en ruim 200 M. boven Triberg zelf is gelegen. Na een kleine verkwikking daalden wij langs een anderen weg, maar steeds door het bosch, weer naar de stad af, waar wij braaf vermoeid, maar opgetogen over het natuurschoon van het Schwarzwald, in den namiddag weer terugkeerden.
Triberg is gewoonlijk des zomers vol vreemdelingen. Meestal zijn de hotels alle bezet en de tourist, die in deze streek maar een dagje komt doorbrengen, doet het best, zijn maaltijden niet in een der hotels te houden, maar aan het buffet van het station. 't Is den hotelhouders ook niet kwalijk te nemen, dat zij in de eerste plaats hun aandacht wijden aan de logé's en daarna aan de losse bezoekers, die om zoo te zeggen, maar bijloopers zijn. Gedachtig aan dezen wijzen regel, deden wij aldus en beklommen daarna nog even den berg, die vlak tegenover het station ligt. Van boven af heeft men een fraai uitzicht op de omgeving van Triberg en op de vele villa's, die hier overal gebouwd zijn of nog steeds bijgebouwd worden, en 't blijkt duidelijk, dat deze fraaie streek nog lang niet het hoogste punt van zijn bloei heeft bereikt.
Te midden van het gewoel van het moderne leven, door toeristen uit alle oorden der wereld teweeggebracht, behoudt het Schwarzwald zelf volkomen zijn eigenaardigheden. De Schwarzwalder boerenhuizen met hun schilderachtig uiterlijk ziet men overal in de dalen en op de bergen verspreid. De vrouwen dragen nog steeds de donkere rokken, de kleurige corsages en de typische mutsen met den grooten strik, terwijl de mannen gekleed gaan in donkere dracht, gewoonlijk met rood afgezet. De spoorwegen hebben ook hier wel het een en ander gewijzigd, maar de ijzeren weg is grootendeels gebonden aan de dalen der rivieren en beekjes en daarbuiten leeft de Schwarzwalder te midden zijner bergen nog even afgesloten van de wereld als eenige eeuwen geleden.
Dat is anders het nadeel van de snelle manier van reizen en het uitbreiden van het spoorwegnet: het natuurschoon wordt meer gemeen goed, maar het typische der verschillende landstreken verdwijnt zoetjesaan. 't Is nu maar de vraag of de voordeelen de nadeelen overtreffen.
Tegen den avond stegen wij weer in den trein van Constanz en spoorden opnieuw door de heerlijke dalen, thans badend in den gloed der avondzon. Wie deze schoone streken gezien heeft, kan zich begrijpen, dat de Schwarzwalder met hart en ziel gehecht is aan zijn geboortegrond, waar de aartsvaderlijke wijze van leven samengaat met de huisvlijt, die nog niet verdrongen is door de reusachtige fabrieken van elders, waar de mensch zelf niet veel meer is dan een machine.
't Was reeds donker, toen wij in Straatsburg terugkwamen, en na een glaasje wijn in de Weinstube van het huis Kammerzell zochten wij al spoedig verkwikking in de armen van Morpheus.
(Slot volgt.)