Stadskiekje.
Wat geven die oude stadssingels onzen Hollandschen steden toch een frisch en prettig aanzien, vooral als er, gelijk op dit Rotterdamsch gezichtje, een slanke molen in het heldere water te spiegelen staat. Die molen, zoo midden in de stad, is wel een zeldzaamheid; hij dagteekent dan ook uit den tijd, toen de Vest de westgrens der stad vormde. Vóór eeuwen stond op deze plek een der ronde torenhuizen, waaruit van de voorbijvarende schepen tol geïnd werd; het heette, naar een pastoor der nabijgelegen St.-Andrieskerk, de Jan-Vetten-toren. Toen in 1736 de korenmolen ‘De Hoop’ kwam, moest de toren vallen. Sinds dien tijd is er in zijn omgeving heel wat veranderd: het nieuwe Gymnasium Erasmianum is gebouwd - op ons prentje ligt er juist een pakschuit voor - en een deel van 't Vestwater is gedempt; 't zal allicht niet lang duren of, omwille van 't overdruk verkeer, wordt het nu nog in wezen zijnde, vriendelijke water, dat langs den molen loopt, geheel drooggelegd en het terrein gehoogd tot een suf-modernen, quasi grootsteedschen boulevard, waar de degelijke molen heelemaal een mal figuur bij maken zal. Reeds nu moet hij met den nieuwen tijd mee: zijn slanke romp is met kleurige reclame'd bedekt; als dat zoo doorgaat, zal zijn ouderwetscheerbiedwaardig voorkomen teloor gaan onder deze nieuwe gedaante van geïmproviseerden reclamezuil, maar - nieuwe tijden, nieuwe zeden, zegt de molenaar, wiens zak er wel bij vaart.