de geheiligde grot, door den walm veler gewijde kaarsen, in de diepte van haar gewelf geblakerd; naar de heil-aanbrengende drinkkranen; naar de in de onmiddellijke nabijheid liggende ‘piscines’, waar de indompeling zoo vaak door verrassende en wonderlijke genezing gevolgd wordt, en die als een ander bad van Betsaïda, niet voor enkele stammen maar voor alle natiën der wereld, vele vromen trekken.
Hier - zegt men zich - is het dus de plaats, waar aan de voorbede der Moeder Gods bijzondere gunsten en gebedsverhooringen te danken zijn, in een menigvuldigheid, véél meer dan voldoende, om het geloof aan Gods almogendheid krachtig te versterken; een getal, dat zóóveel gouden harten als ex-voto's heeft bijeengebracht, dat men de letters van geheele volzinnen, door Maria tot Bernadette gesproken, er van langs de muren der Basiliek heeft kunnen samenstellen.
In het bergstadje zelf leven nog de beide broeders der kleine zienster; men koopt er eenige religieuse artikelen, vraagt hunne handteekening, bezichtigt eenige reliek-achtige meubelen en den ouden watermolen, waarvan het gezin der Soubirous in 1858 met moeite kon bestaan.
Het Nederlandsch Comité, dat uitmuntend voor alles zorgde, heeft natuurlijk geen voorzieningen kunnen treffen met het weder. Van de vier dagen, die we in Lourdes doorbrachten, waren er twee, zooals wij die in ons kille en natte vaderland kennen. Maar ook op zonnelooze dagen kan er goeddoende devotie zijn in deze bevoorrechte bedevaartsplaats, waar de klok der Basiliek tot in den laten avond het stemmingvol kerkelijk motief ‘O benigna’ (e, d, d, c) alle kwartieren weerklinken doet.
Van die devotie hebben getuigd de oefeningen in de ‘Rosaire’, een koepelkerk met een hoofdaltaar door vijftien altaren omkranst; de plechtige aanbidding tot halftwee na middernacht in de Basiliek, en de kleinere processie, op den zonnigen middag (waarvan de andere plaat een reproductie is), en die werd gevolgd door de indrukwekkende zegening der zieken met het H. Sacrament.
De kruisweg op den ‘Calvaire’ met zijn harden rotsgrond geschiedde niet minder devoot. Merkwaardig is de thans geheel afgewerkte eerste statie. Het is als een versteende pose uit de passiespelen van Oberammergau. Christus, Pilatus, soldaten van het Romeinsche cohorte enz., alles in levensgroote beelden tegenover en neven elkander.
De beide laatste avonden toog een internationale processie, flambouwen dragende, van de grot naar de Basiliek, wier hoofdlijnen tot aan de kruisbloem van den toren toe, door electrische gloeilampjes waren aangegeven. Somtijds volgt deze processie den weg, die met eigenaardige piëteit in den vorm eener M is aangelegd, en beschrijft dan in den zoelen zomeravond met glinsterend licht een reusachtige M, als breede hulde aan Maria. Dan ook, zooals nu, zingen alle landaarden in harmonieuse onregelmatigheid het ééne Lieve-Vrouwe-lied, met het voor allen begrijpelijk refrein: ‘Ave Maria.’ En als de vele stemmen op het plein der Rozenkrans-kerk verzameld, zich in een machtig ‘unisono’ oplossen, moet die biddende klank, tegen de rotsen weerkaatsend en tot de toppen der omliggende bergen opgeklommen, gemakkelijk zijn weg naar den Hemel vinden.
Zij, die nog niet te Lourdes vertoefden, kunnen zich de impressie van die devotie moeilijk voorstellen. Die den weg er heen maakten (en ze zijn vele duizenden in Nederland), zullen wel in de hoogste waardeering overeenstemmen en gaarne nog eens naar dit genadeoord terugkeeren.
Moge de Eransche regeering dien stroom van Maria-vereerders niet belemmeren.
's-Hertogenbosch, Juni 1904.
Albert Mosmans.