[Nummer 29]
Vee in de weide.
Naar de schilderij van J.H.L. de Haas.
't Is nu de goede tijd voor het vee; ze laten, in de frissche wei, de muffe stallucht lekkertjes van hun harige huid waaien en doen zich, na den drogen winterkost, naar hartelust te goed aan gras en versche klaver. En dan het helder-koele water, waarop de groote ronde plompen-blâren drijven en de langgesteelde, gele lelie-bloemen, dat is iets kostelijks! Let eens op die witte en die twee bonten, hoe gretig ze drinken, met de pooten diep in het heerlijke nat. Daar tusschen de wilgen komt er nog een aanloopen, óók al naar de heldere beek, die over ondiep kiezel langs de weide stroomt. 't Moet ergens in Gelderland zijn, waar de Nederlandsche, sinds lang te Brussel gevestigde schilder De Haas deze beesten zag; hij is dan ook een Gelderschman, en 'tstrekt hem geenszins tot oneer, dat hij het prachtige vee in de malsche weilanden van zijn geboortestreken in den vreemde niet vergeten heeft, maar hun forsche vormen met liefde op het doek brengt.
vee in de weide, naar de schilderij van j.h.l. de haas.