derde plaats is de Fransche taal nog bijna even gangbaar als de Duitsche. Veel malen worden zelfs de namen van steden en dorpen nog op de Fransche wijze uitgesproken en ook in ons hotel stond b.v. een flesch Rappoltsweiler genoteerd als ‘1 Ribeauvillé.’
Ook de ellende van het beleg leeft nog voort in de herinnering. Vele photographieën, kort na het beleg genomen hangen hier en daar voor de glazen en geven een trouw beeld van de verwoesting, door de bommen en granaten veroorzaakt. In verschillende huizen worden nog kleinigheden bewaard, die men reliquieën zou kunnen noemen van deze rampvolle dagen. In ons hotel b.v. viel het allereerst in het oog een groote spiegel van zwaar geslepen glas, die door een granaat was getroffen.
Het glas was geheel gebarsten en een groote scherf was er in het midden uitgeschoten. Deze spiegel nu was zoo goed mogelijk gerestaureerd. De uitgeschoten scherf was door stopverf vervangen en daarop stond met groote letters geschreven: ‘Bombardement de Strassbourg, 28 Août 1870.’ Het overschot van de granaat stond op een kleine console tegen den wand.
Het spreekt dan ook van zelf, dat zooveel ellende niet in korten tijd wordt vergeten en dat de overleveringen van twee eeuwen niet in dertig jaar tijds worden uitgewischt, allerminst op een wijze, zooals de Duitsche regeering dit heeft gepoogd.
Hoe dit zij, Duitschland is weer in het bezit van Straatsburg en dat het dit bezit waardeert en niet van plan is er ooit weer van af te zien, blijkt wel uit de bijzondere zorg, die het nog voortdurend besteedt aan de citadel en de overige vestingwerken. Behalve, dat deze steeds worden verbeterd en versterkt, is Straatsburg evenals Metz ook nog omringd door een kring van gedetacheerde forten, veertien in getal, die van 4 tot 8 K.M. van de stad zijn gelegen. Zelfs Kehl ligt nu binnen deze vestingwerken en een bombardement van Straatsburg zal niet licht meer mogelijk zijn. Nog steeds is zij een vesting van den eersten rang en vooral nu beheerscht zij de geheele Rijnvlakte tusschen de Vogeezen en het Zwarte Woud.
Bij een wandeling door de stad valt er echter van al deze oorlogszuchtige toebereidselen niets te merken. Integendeel. Zelden zal men aangenamer plaats kunnen bezoeken dan Straatsburg. De stad telt tegenwoordig bijna 150.000 inwoners (tegen ruim 85.000 in 1871) en kan dus gerekend worden onder de voorname plaatsen van Europa. Evenwel, men ontmoet er niet de rumoerige drukte van een groote handelsstad, noch de drukke rumoerigheid van een wereldstad, als Londen en Parijs. Het gezellige straatleven animeert den vreemdeling, zonder hem te bedwelmen. De ietwat Fransche geest, die nog uit veel dingen spreekt, doet aangenaam aan en de vroolijke geest der Straatsburgers, gepaard met hun aangename manieren, oefent een bijzonder aantrekkelijken invloed uit op ieder, die onbevooroordeeld de veelbezongen en geprezen stad bezoekt.
Daarbij komt nog, dat Straatsburg nog in vele opzichten het type vertoont van een oud-Duitsche stad, al is het dan ook niet zoo erg als b.v. Frankfort a/M. Geheele straten, ja geheele wijken bestaan uit huizen van drie, vier en meer eeuwen oud. Fraaie en typische gevels ontmoet men bij honderden. In een nauw, afgelegen steegje staat men soms verbaasd stil voor een deftig huis, dat, alleenstaande in een moderne stad, ongetwijfeld de algemeene aandacht zou trekken.
Kunstig smeedwerk, fraai houtsnijwerk en andere staaltjes van middeleeuwsche kunstnijverheid ziet men dikwijls op plaatsen, waar men ze nooit zou zoeken en menig snuffelaar zou verschillende voorwerpen kunnen opdiepen, die een waardige plaats zouden innemen in een of ander museum. Juist deze zaken maken een wandeling door Straatsburg zoo interessant. Telkens ziet men wat nieuws. Onophoudelijk wordt het oog getroffen door iets, dat geheel buiten het gewone kader valt: - 't zij dan een plein, een huis, een deur of venster, of wel alleen een ornament of andere kleinigheid.
't Is waar, tusschen deze overblijfselen uit den ouden tijd vindt men ook veel gebouwen uit den pruikentijd; huizen, paleizen of anderszins met de barokke-krullen à la Lodewijk XIV en XV. Maar deze zijn nog steeds in de minderheid, evenals de moderne winkelhuizen, hotels en café's, die in den laatsten tijd vooral in de hoofdstraten zijn verrezen.
't Is waar, menig typisch oud gebouw valt onder den hamer van den slooper om voor een banale architectonische schepping plaats te maken, maar dat is nu eenmaal het noodlot, en nog lang kan Straatsburg het bekoorlijke uiterlijk behouden, dat haar zoo wel staat.
Alleen in het noorden en westen is door uitbreiding der omwalling een geheel nieuw stadskwartier bijgebouwd, ongeveer even groot als de oude stad zelf, dat volkomen het moderne type vertoont, als b.v. de nieuwe buurten in Keulen, Mainz, Coblenz en andere groote Duitsche steden. Lijnrechte straten, groote huurkasteelen van drie, vier en vijf étages, boomen in het gelid geschaard als een regiment grenadiers, hier en daar een plantsoen - dat is het moderne Straatsburg, of liever, dat is in het algemeen ‘de’ moderne stad. 't Is er ruim, 't is er luchtig, 't is er kalm en gezond wonen, maar ‘het volk’ blijft getrouw aan de oude stad en verwisselt niet graag zijn steeg tegen een breede allée, of zijn huis vol hoeken en optrekjes voor een hollen dobbelsteen met vierkante gaten er in. Gezelligheid kan alleen samengaan met afwisseling, en zij is van de onafzienbare straten en allée's even verwijderd als van een vergadering van het comité van verweer, treuriger gedachtenis!
Na dit kort algemeen overzicht verzoek ik den lezer beleefd, ons ook op onze gedétailleerde wandelingen te willen vergezellen.
De eerste avondwandeling bracht ons tot de overtuiging, dat het straatleven 's avonds in Straatsburg niets beteekent. Verreweg de meeste zaken sluiten om negen uur of al vroeger en daarmee neemt het leven buitenshuis een einde. In de koffiehuizen is er dan natuurlijk nog volop drukte en pret, maar ook hier maken de Straatsburgers er geen nachtwerk van en men kan gerust zeggen, dat in 't algemeen te middernacht alles in rust is. Den volgenden dag echter - 't was Zondag - zouden wij onze eerste indrukken van Straatsburg opdoen. 't Was prachtig weer en de vriendelijke oude stad baadde in het schitterend zonlicht.
Onze eerste gang was natuurlijk naar den wereldvermaarden Dom, waar wij de Hoogmis wilden bijwonen. Door de ouderwetsche Lanze Strasse met haar vele leuke gevels en geveltjes kwamen wij uit op het Gutenberg-plein, waar een standbeeld staat van dezen vermeenden uitvinder der boekdrukkunst. Men weet, hoezeer de Duitschers met dezen Germaanschen Coster zijn ingenomen, maar wat er ook historisch vastgesteld moge zijn, zooveel is zeker, dat Gutenberg van uit Mainz de eerste boekdrukkerij in Straatsburg heeft gevestigd. Een standbeeld komt hem dus hier van rechtswege toe. Vanaf dit plein sloegen wij linksaf een tamelijk smalle en korte straat in en nu stonden wij plotseling voor het meesterstuk der Gothische bouwkunst, dat in al zijn majestueuze pracht en betooverende lieflijkheid voor ons oprees. Niets schooner, niets indrukwekkender, niets bekoorlijker en aantrekkelijker dan deze wondervolle gevel en de slanke, hemelhooge toren. Het front van dezen onvergelijkelijken Dom is een museum op zichzelf, en een studie van dagen lang alleen kan iemand in den geest van den bouwmeester doen doordringen en de beteekenis verklaren van den overvloed van symbolisch beeldhouwwerk, dat het massief der muren en steunbeeren overdekt.
Photographieën noch beschrijvingen zijn in staat, volkomen den indruk weer te geven, die dit kunstwerk van roode zandsteen op den aanschouwer maakt en welke ook de voorstelling mag zijn, die men zich van te voren van dezen reuzenbouw gemaakt heeft, de werkelijkheid zal alle fantasie overtreffen en elk gevormd beeld doen verduisteren.
Een volledige beschrijving van den Straatburger Dom zou, zonder tal van afbeeldingen op groote schaal, toch geen doel treffen en al spoedig vervelend worden; maar er kan toch wel iets van gezegd worden, dat den lezer misschien belang inboezemt.
Reeds in den tijd der oude Kelten was de plaats, waar nu de Dom staat, aan den godsdienst gewijd. Er verrees hier toen een werkelijke heuvel, die naar het westen in een hollen weg uitliep, welke echter sedert eeuwen aangevuld en opgehoogd is, zoodat Straatsburg tegenwoordig op volkomen vlak terrein staat. De eerste Christenkerk echter verrees hier omstreeks 510, door toedoen van koning Clovis, en naar den geest des tijds en het lage standpunt, waarop de bouwkunst toen stond, was zij grootendeels van hout, gesteund door eenig metselwerk Dit primitieve gebouw werd echter rijk versierd door verschillende keizers en koningen, die tevens aan de bisschoppen van Straatsburg rijke goederen, giften en inkomsten schonken. In 1002 werden de stad benevens de Dom verwoest door Herman van Zwaben, maar de plunderaar moest, door keizer Hendrik van Beieren verslagen, nog in hetzelfde jaar de geleden schade vergoeden. Na eenigen tegenspoed besloot nu bisschop Werner van Habsburg een tempel te stichten, zijn bloeiende stad waardig, en toen hij dan ook in 1027 naar Constantinopel vertrok, om niet meer terug te keeren, was de kerk tot aan het dak klaar. Ook deze kerk echter werd langzamerhand te klein en bovendien was zij meermalen door den bliksem of door brand beschadigd, en dientengevolge begon men in de eerste helft van de dertiende eeuw met den bouw van een groote kathedraal, die in Gothischen stijl werd ontworpen. Alleen het priesterkoor en een deel van het middenschip behooren nog tot den Romaanschen stijl, terwijl de oude Romaansche krypte, reeds door bisschop Werner gesticht, geheel behouden bleef. In het jaar O.H. 1275, zegt een oud handschrift, werd de middelbouw van den Dom geheel voltooid, behalve de beide hoofdtorens. Nu bleef er nog over, het meesterwerk van een hem waardigen voorgevel te voorzien, en bisschop Koenraad van Lichtenberg riep daartoe Erwin von Steinlach, den grootmeester der kunst, naar Straatsburg.
Deze ontwierp de wonderschoone façade met de beide hoofdtorens en reeds in 1275 begon men met het leggen der fundamenten. Tot aan zijn dood in 1318 bleef Erwin al zijn krachten aan het werk wijden en zijn geniale geest ging ook op zijn kinderen over. Zijn dochter Sabina versierde den Dom met tal van beeldwerken; zijn zoon Johan volgde hem op als bouwmeester der kathedraal. De zuidelijke toren werd het eerst voltooid en in 1365 was eindelijk ook de noordelijke klaar, d.w.z. beide torens waren tot aan het tegenwoordige platvorm opgetrokken.
Het is niet doenlijk, alle grootere en kleinere rampen op te sommen, die den bouw gedurende het werk en na zijn voltooiing troffen. Onweer, aardbevingen en brand dreigden meermalen de kerk en de stad met verwoesting, maar de zware muren, bogen en gewelven stonden onwrikbaar en tartten als 't ware de elementen.
Tegen het einde der veertiende eeuw besloot men de torens te voorzien van de door Erwin van Steinbach ontworpen spits met de piramide-vormige bekroning, welke den Dom tot het hoogste der bestaande bouwwerken zou verheffen. Men moest