Bij de platen.
Wat een gebeurtenis! -
Op een mooien morgen arriveerde in het stille visschersdorp zoo'n vreemde sinjeur in een grijs pak met groote ruiten, een wit-linnen hoed op z'n krullebol en een lorgnet op z'n neus; onder den arm droeg hij een heele bagage, en toen hij aan 't uitpakken ging, kwamen er een veldezel, een vouwstoel, een met doek bespannen raam en een verfdoos te voorschijn. De ezel werd uitgezet, het raam erop, uit de doos palet en kwasten genomen, en daar begon het: in een oogwenk stonden de molen en de schepen erop, net zoo precies, als 't in werkelijkheid eruit zag. 't Was wonder om te zien; de vreemde schilder stond er maar kalmpjes bij met z'n knijpbril op en 'n sigaar in z'n mond, en smeerde er op los, dat het een lieve lust was.
Japik en Geertje, Pleun en Kees, de heele bende jong volk rende er heen, zoo dicht als 't ging rond den schilder gedrongen, om toch maar goed te kunnen zien.
Of ze er schik in hebben?
Je hoeft er de glundere koppen maar op aan te kijken, één en al verrukking! Bello alleen geeft den brui van dien vreemden snuiter en zijn gesmeer: 't gezicht op een malsch kluifje was hem wèl zoo lief. De schilder werkt met echt Engelsche onverstoorbaarheid rustig door; van de critiek, die ongevraagd ten beste wordt gegeven, verstaat hij geen woord en zoolang mogelijk meeningsverschil onder de toeschouwers niet in hinderlijke handtastelijkheden zich uit, laat hij zich de belangstelling welgevallen. Straks als het schooluurtje slaat, heeft hij het rijk weer alleen.