hebben door eenige zigzagloopende wegen, die alle als 't ware in de bergen zijn uitgehouwen.
Een leek, een kind zelfs, kan wel zien, dat Luxemburg een sterke, bijna onneembare vesting is geweest. De oude, ontzaglijke vestingwerken zijn gesloopt, maar op verschillende punten ziet men nog zware muren, die in den waren zin des woords één geheel zijn met de bergen en rotsen, waartegen en waarop zij zijn gebouwd. Evenals in bijna alle andere ontmantelde vestingen zijn ook de oude wallen en bastions van Luxemburg veranderd in plantsoenen en parken, maar zelden zal men ze zoo fraai en schaduwrijk aantreffen als in deze lieve stad.
Wij wandelden van het station de breede straat in, die rechtstreeks naar de stad geleidt en kwamen al spoedig op de groote viaduct, waarover ook de tramlijn gaat, die het zuidelijk deel der stad met het noorden verbindt. Deze viaduct is een van de vier of vijf kolossale bouwwerken, die een verbinding vormen tusschen de deelen der stad, die aan weerszijden van het dal zijn gelegen. De volledige lengte van deze eene is ongeveer 200 M., terwijl zij zich tot een hoogte van bijna 50 M. boven de benedenstad verheft. Zij rust op 19 zwaargemetselde bogen en heeft aan beide kanten dikke ballustraden van groote klompen bergsteen. Deze viaduct dient niet voor den spoorweg. 't Is alleen een ‘brug’ voor voetgangers en rijtuigen, maar er zullen niet veel steden in Europa zijn, die zich op zulk een bruggetje kunnen beroemen.
In den laatsten tijd echter heeft Luxemburg een nieuwe verbindingsweg gekregen, die nog merkwaardiger is dan de aloude viaducten. Juist op den dag dat wij de stad bezochten (24 Juli 1903) was de ‘Pont neuf’ voor het publiek verkeer opengesteld. Deze Pont neuf is een bouwwerk, dat niet alleen roemen kan op schoone vormen, maar dat bovenal pakt door de stoute constructie en den durf, waarmee het is ontworpen en uitgevoerd. De weg rust op drie bogen, waarvan de middelste een spanning heeft van ongeveer 100 Meters. Met een weergeloos stouten sprong reikt deze dubbele middelboog over het geheele dal heen en draagt op zijn forschen rug nog vier kleinere bogen, waarop de eigenlijke brug rust.
Daar het geheele bouwwerk in natuursteen is uitgevoerd maakt het een bij uitstek monumentalen indruk, veel indrukwekkender en aangrijpender dan de massa's moderne ijzerconstructies, die ons steeds doen denken aan fabriekswerk zonder eenige kunstwaarde. De eigenlijke verkeersweg bevat een breeden rijweg en twee flinke trottoirs, alles ter gezamenlijke breedte van naar mijn schatting ongeveer twintig Meter. Men staat eigenlijk verstomd, dat een betrekkelijk kleine stad als Luxemburg, met pl. m. 25.000 inwoners, de hoofdstad van een kleinen staat, zulke massale werken van algemeen nut kan uitvoeren. Alles beschouwd betreft het hier toch maar een ‘brug’, en bovendien, de constructie is wel van de stevigste, maar zeker ook van de kostbaarste soort. Zou hiermee ook soms de afschaffing van het militarisme in verband staan?
Vanaf de verschillende viaducten heeft men steeds een bijzonder fraai gezicht op de bovenstad, op de benedenstad en op de steile of meer glooiende berghellingen. De viaduct, waarover de tramweg gaat, gunt ons een blik op de diepgelegen beek de Petrusse en op de huizen en fabrieken, die haar omzoomen. Links zien wij op bloeiende tuinen en welige akkers, die langs de berghelling zijn aangelegd, welke hier voor Luxemburg een bijzonder flauwe glooiing heeft. Daarboven verheffen zich enkele vriendelijke villa's te midden van welig groen, dat weer aansluit bij de parken en wegen der bovenstad. Naar rechts rust de blik op de loodrechte rotsmassa, waarop nog de zware muren der oude vestingwerken rusten, eveneens geheel door bosschages en wandelingen bedekt, en beneden ons liggen nog eenige verwaarloosde bastions, die dreigend maar volkomen machteloos, met hun zware muren en kleine schietgaten, het dal instaren, dat zij vroeger bestreken en verdedigden; - Samsons met afgesneden haren en ten doode opgeschreven. Op en tusschen, soms halverwege onder de reusachtige rotsblokken en klompen metselwerk zijn hier en daar huisjes gebouwd en het geheel vertoont een bij uitstek schilderachtig tooneel, dat telkens nieuwe gezichtspunten aanbiedt.
Wij wandelden de viaduct over en kwamen na eenige oogenblikken op de ‘Place de la Constitution’, een oud bastion, waarvan men de muren heeft laten staan. Vanaf dit plein, geheel beplant met lommerrijke boomen heeft men weer een nieuw, maar even schoon uitzicht op de viaduct, op het dal en op de tegenoverliggende bergen.
Vanaf deze ‘Place’ bracht een breede boulevard ons naar het ‘Parc public’, dat het schoonste sieraad uitmaakt van Luxemburg's wandelingen. Op deze plaats sluit het plateau, waarop de stad gebouwd is, bij de omringende hoogvlakte aan, en hier waren dus vroeger de sterkste vestingwerken om dit betrekkelijk zwak punt te verdedigen. Waar vroeger sombere casematten waren, leggen nu de liefelijkste bosschages, doorsneden van breedere en smallere wandelwegen en paden, en afgewisseld door vijvertjes, fonteinen, een enkel standbeeld en meer dergelijke versieringen. Het is best te begrijpen, dat dit park de geliefkoosde wandelplaats is der Luxemburgers en de uitverkoren speelplaats van hun kinderen. Het loopt langs den geheelen west- en noordwestkant van de stad en sluit aan bij de wegen, die in 't noorden en in 't zuiden naar de benedenstad voeren.
Wij troffen het bijzonder, dat het juist de verjaardag was van den groothertog. Des avonds van te voren waren de feestelijkheden reeds aangevangen door een optocht van verschillende vereenigingen en door vuurwerk. Op dezen avond was er algemeene illuminatie, concert en bal. De openbare en vele particuliere gebouwen waren langs de hoofdlijnen verlicht met vetpotjes, gas of electrische gloeilampjes en maakten door de ongelijkheid van het terrein een alleraardigst effect. Het middelpunt echter der feestviering was op de ‘Place d'Armes’, het hoofdplein van de stad, waar de muziek haar lustigste deunen liet hooren. Het plein, in omtrek geheel met dubbele boomen beplant, biedt een aardige gelegenheid aan voor een gezellige pantoffelparade. De boomen waren onderling verbonden door slingers van vetpotjes, afgewisseld door groote kronen van dezelfde voorwerpen, en een en ander met elkaar vormde een schitterende illuminatie, die op dezen heerlijken zomeravond een waarlijk tooverachtig effect teweegbracht. Het geheele plein om de muziektent was ingenomen door honderden tafeltjes en stoeltjes der verschillende koffiehuizen, waartusschen wandelpaden waren opengehouden voor de ‘pantoffel-paradegangers’, en op deze wijze - wandelend, pratend, drinkend en genietend van de verlichting - vierden de Luxemburgers het feest van hun grijzen groothertog.
Lang voordat de pret was afgeloopen, lagen wij echter al in de zachte bedden van hotel Clesse.
(Wordt vervolgd.)