de knaap huppelend aan zijn zijde, argeloos en blij; Abraham biddend, dat Jehova hem niet beproeven zoude bóven zijn krachten. Den derden ochtend, als zij de bergen van Moria rijzen zagen, sprak Abraham tot de beide dienaren:
- Blijft gij hier met den ezel, terwijl ik en mijn zoon zullen henengaan tot gindschen bergtop; daar willen wij bidden, en als wij gebeden hebben, zullen wij tot u wederkeeren. Zoo sprekende nam de vader het hout voor het brandoffer van zijn lastdier en legde het op Isaäk, zijn zoon; hij zelf nam het vuur en het mes, en te zamen gingen zij bergopwaarts.
Als zij boven gekomen waren, zag het kind om zich heen' en, nergens het offerdier speurende, noch hooiend het blaten, zei het zacht-vragend:
- Vader...
De vader, sprakeloos van smart, zag henen naar zijn zoon, en zijn sidderende stem tot vastheid dwingend, sprak hij:
- Mijn kind...
Toen kòn hij niet verder.
- Vader, ik zie wel het vuur en het hout, maar waar is nu het lam voor het brandoffer?
in het atelier van den dierenschilder, naar de schilderij van otto eerelman.
De vader voelde zijn borst benepen van deernis; maar met een laatste vlaag van hoop in 't hart, antwoordde hij:
- God zelf zal daarin voorzien, mijn jongen; en hij begon de spaanders op te stapelen voor het altaar, waarbij het kind, vroom en blijmoedig, meehielp. Toen bond hij den gewilligen knaap de armen kruiselings op den rug en hief hem op, om hem neder te leggen op den houthoop; maar het gelaat wendde hij af, om den blik der onschuldige vraag-oogen niet te zien, noch den doodsstuip in 't sterven. Dan verhief hij voor de laatste maal zijn bedroefde ziel hulpzoekend tot den Allerhoogste en legde zijn sidderende linkerhand op het gelaat van den knaap - die, begrijpend, geen weerstand bood - want zoo zou hij niet zien hoe de vaderlijke hand hem den doodsteek toebracht. Dan trok hij zijn dubbel-gewet offermes uit de scheede, gereed tot toestooten - als plotseling een sterke vuist de zijne greep, zoodat het mes ten gronde kletste en een stem, machtig als die des donders, hem in de ooren klonk:
- Abraham, Abraham...
- Hier ben ik, Heer, vermochten zijn sidderende lippen nauw te stamelen, en, opziende, zag hij zweven boven zich een schoonen engel, zeggende:
- Strek uw hand niet uit naar den jongen, en doe hem niets; want nu weet uw Hemelsche Vader, dat gij gehoorzaam zijt, en uw zoon, uw eenige, Hem niet hebt willen onthouden.