slechts een vreemd, uit medelijden opgenomen kind ben en later... gooi je mij in 't gezicht, dat ik je zuster niet ben en niet eens familie van je...’
En weer luidop snikkend, vluchtte zij weg.
‘Mignon, lieve Mignon!’ riep hij, geheel en al in de war van schrik en verbazing.
Zij hoorde 't niet meer.
‘Is 't dat?’ mompelde hij en toen begon hij te lachen, zoo hartelijk en vroolijk als een gelukkig kind.
Hij stormde het huis binnen, maar Mignon was naar haar kamer gevlucht. Al zijn roepen en smeeken bleef onbeantwoord.
Later kwam freule Alex en legde zoozeer beslag op haar vriendin, dat hij er wanhopig onder werd. En het jonkertje week niet van zijn zijde en dwong hem al zijn oude schetsen en portretten te voorschijn te halen. De drie logés brachten heel wat levendigheid in het doktershuis.
Albert sprak zijn pleegzusje nauwelijks meer, zij ontweek hem voortdurend.
De oude freule hield dagen lang haar kamer, doch op den verjaardag van mevrouw Ter Meer werd zij voor de eerste maal naar beneden gedragen en in een ziekestoel gezet.
Zij sprak heel weinig en dan nog vinnig, maar haar scherpe oogen gluurden overal heen en lieten niets onopgemerkt.
De grappige wijze waarop Floris met zijn tante omging, vermaakte het geheele huisgezin.
Iedereen hield van den aardigen bengel en hij nam alle genegenheid als vanzelf-sprekend aan. Soms vertelde hij van thuis, om zijn tante te plagen, en was dan onuitputtelijk over zijn broer, den knappen huzarenofficier. Tante deed altijd alsof zij niet naar deze verhalen luisterde, maar werd het haar eindelijk al te bont, dan kon zij haar ergernis niet verkroppen en viel hem met allerlei andere dingen in de rede, om hem te noodzaken tot een ander onderwerp over te gaan.
En nu was zij dan weer beneden en sloeg de ongekunstelde feestvreugde met wantrouwige oogen gade.
De met bloemen versierde tafel, waarop de geschenken, brieven en kaartjes waren neergelegd, trok het eerst freule Fee's aandacht. Welk een drukte, zelfs de stoel in bloemen verborgen, hoe kon iemand daar nu op gaan zitten!
En de jarige kwam binnen aan den arm van haar man, statig en glimlachend-ernstig.
Albert omvatte haar met zijn sterke armen en hief haar bijna van den grond; zijn gelukwensch uitstamelend, alsof hij nog een opgewonden schoolknaap was. Maar zóó, vol ontroering, met zijn jongenslach en trouwhartige blikken, die haar honderd vleierijen zeiden, was hij zijn moeder het liefst.
Na hem kwam Mignon, schuchter en aarzelend. ‘Moeder, lief moedertje,’ fluisterde ze, zooals ze het reeds jaren achtereen gefluisterd had, maar zij sloeg niet de oogen op, omdat de verraderlijke tranen weer te voorschijn kwamen; een hooge blos bedekte haar wangen.
Mevrouw drukte de tengere meisjesgestalte vast in haar armen en teeder fluisterde zij het meisje in het oor: mijn eigen dochtertje, voor altijd, nietwaar?’
En haar blik zocht daarbij haar groeten jongen. Alex en Floris drongen ijverzuchtig nader, want zij hielden beiden reeds veel van hun lieve gastvrouw. Zelfs Hector begreep, dat er heden iets anders was dan anders en drong zich tegen den mooien sleeprok, met schrandere oogen opziend naar ‘de vrouw.’
‘Wou jij de vrouw ook gelukwenschen, braaf dier? Zoo, geef jij de vrouw maar 'n poot, beste hond. Hec krijgt vanmiddag óók wat extra's.’
Tante Fee zat onbeweeglijk in haar stoel en keek en luisterde. Het was haar hier zoo vreemd; zij was vergeten hoe menschen elkaars geboortedagen vieren; zij wist alleen nog iets er van hoe zij feestdagen vierden met haar lievelingen.
Een gevoel van.... ja, wat was het?... Die vrouw deed zoo neerbuigend tegen Hector, alsof het lieve dier daar heel vereerd mee moest zijn; onbillijk! Maar..., zij zat daar.... alleen.... moest zij niets doen of zeggen? zij genoot toch gastvrijheid? Bah, had zij daarom gevraagd? Rekenden zij misschien op een kostbaar geschenk? Neen, dat toch niet; de Ter Meer's waren rijk.
Mevrouw bekeek de fraaie geschenken en dankte de gevers, ook Alex en Floris, die voor hun zakgeld toch nog een aardige verrassing hadden weten te koopen.
Tante Fee voelde zich onbehaaglijk, bepaald onbehaaglijk. Niemand lette op haar, maar juist daardoor voelde Fee zich tentoongesteld. Och.... was zij toch maar in het slot.
Nu keerde de gastvrouw zich tot haar met een vriendelijk glimlachje.
‘Goedenmorgen, freule? Hoe gaat het; hebt u een goeden nacht gehad?’
‘Slecht, heel slecht, mevrouw!’ bromde Fee, woedend op zichzelve; op de gastvrouw; op den verjaardag; op dien grooten blonden man, die daar zoo geniepig stond te lachen.
‘Dat spijt mij oprecht,’ verzekerde mevrouw deelnemend en zette zich naast haar.
Fee wenschte zich mijlen ver van daar. Zij spande haar vermoeid hoofd in om zich een behoorlijken gelukwensch te herinneren; het was ook al zóó lang geleden sinds zij een ‘menschelijken verjaardag’ had helpen vieren.
‘Ik hoop, dat een goed ontbijt u wat op zal knappen. Albert, duw jij den stoel van de freule even naar de eetkamer, wil je?’
‘Laat Floris dat doen,’ verzocht Fee haastig. Zij stelde sedert eenige dagen een groot vertrouwen in Floris, hoe hij haar ook sarde en plaagde.
De knaap kwam bereidwillig nader.
De overigen gingen hen voor.
‘Floris,’ fluisterde tante, ‘ik moet toch ook iets zeggen, nietwaar?’
‘Ik hoop van wel, tante; om ons fatsoen, weet u! U hebt daar toch al zoo'n leelijken flater gemaakt. Openhartig gesproken, tante, ik zou u niet gaarne te logeeren hebben en 't allerminst op mijn verjaardag!’
Tante slikte de pil schuldbewust, zij voelde zich plotseling wat helderder van gedachte.
‘Wat zou ik zeggen, Floris?’
‘Lieve gastvrouw; dat komt er goed bij te pas, dunkt me. Ik zal u wel souffleeren, vooruit maar.’
Hij duwde den rolstoel vlug voort en schoof hem tot vóór mevrouw Ter Meer.
‘Zullen we maar met de voordracht beginnen, tante?’ vroeg hij ongegeneerd.
De arme oude freule werd purperrood.
‘Lieve gastvrouw!’ begon Floris halfluid.
Tante nam een heldhaftig besluit; zich aan de armleuningen van haar stoel klemmend, het bovenlijf wat voorover, keerde zij zich naar de jarige.
‘Lieve gastvrouw,’ begon zij haperend, ‘ik voel mij verplicht u op uw jaardag een paar woorden te zeggen...’
‘Niet op uw gewone beleefde manier, alsjeblieft, tante, anders vallen wij flauw,’ fluisterde Floris verstaanbaar.
‘Ik... het valt mij heel moeielijk...’ steunde freule Fee, doodsbenauwd van hulpeloosheid.
‘Daar twijfelt niemand aan. Vooruit maar, tante,’ bemoedigde Floris weer.
Maar freule Fee raakte in de war; er kwam iets vochtigs in haar oogen en haar hand uitstekend, zei ze op ongewoon zachtmoedigen toon: ‘Ik hoop, dat u nog lang en gelukkig moogt leven!’
Mevrouw drukte hartelijk de toegestoken hand.
‘Met uw man en uw kinderen,’ voleindigde Fee den eersten gelukwensch, dien zij sinds lange, lange jaren uitsprak.
‘Hoera!’ riep Albert overmoedig en Floris liet zich ook niet onbetuigd.
‘Ziet u wel, dat het niets moeielijk is, als men eerst maar aan menschelijk gezelschap gewend is. Dat was bepaald de mooiste speech, welke ik in mijn leven hoorde, tante.’
Maar tante verzonk na deze hevige emotie in diepe gedachten en hardnekkig zwijgen.
De anderen vierden feest; lachten, schertsten en plaagden en freule Fee zat eenzaam in haar rolstoel. 's Middags echter zette Mignon zich aan de piano met haar mandoline, Albert speelde, zij zong en tokkelde de snaren van haar geliefkoosd instrument.
Het waren haar oude wijsjes en in haar mijmerenden blik rees heel de herinnering van haar kinderleven.
Freule Fee luisterde naar den zeldzaam boeienden zang en staarde in het mooie, uitdrukkingsvolle meisjesgezicht. Ook voor haar blik rezen herinneringen aan een meisjesjeugd; een droevige jeugd vol bittere ijverzucht en treurige ervaringen.
(Wordt vervolgd.)