Stichtelijke lezing.
Naar een aquarel van C. Bisschop.
Als er onder onze schilders een kleurenliefhebber is, dan zeker Christoffel Bisschop: zóó mooie, schitterende stillevens heeft hij reeds in menigte geschilderd: blozende vruchten en blinkend tafelgerei effectvol bijeengeschikt, dat het een lust moet zijn zoo iets in zijn eetkamer te hebben hangen. Kleuren, helle, straffe, stralende kleuren; geen stille, gedempte tonen, maar een luidruchtig, licht-sprankelend kleurenfeest, fleurig en glinsterend, met scherpe kantlichten langs metalen schotels en pittige flikkeringen in ranke bokalen, en over dat alles het daglicht heen, hel-blinkend, brutaal-stralend... 't is een prachtige schilder, die Bisschop.
Nu is 't wel waar, dat al die pracht een beetje van den buitenkant is; we kennen anderen, die ook de schoone, hooge kleuren liefhebben, en ze schoon schilderen ook, maar toch altijd nog wat méér te vertellen hebben. Als we Bisschop's schitterkleur bewonderd hebben, is 't gedaan, van zijn eigen, diepere aandoening, van zijn zielsgesteldheid onder 't werken merken we niets. En omdat nu Bisschop niets heeft dan zijn brillante kleuren-lichtwerking en zijn schildersknaphandigheid, is 't wel jammer, dat wij daarvan zoo weinig kunnen laten zien op een ongekleurde plaat. Maar met wat fantasie kunnen we ons de bloeiende kleurfonkeling van dat mollige tafelkleed wel verbeelden, het rood van 't jak der vrouw en den schitterwitten halsdoek er overheen, het perkamentig vergulde der boekbladen met het zwartig letterrag, de dof-vlammende pauweveer er tegen, den kantig verlichten tinnen schotel, kortom, het heele antiek-voorkomende stilleven, waartoe we de star-behandelde menschelijke figuur ook haast zouden rekenen.
Al kiezen wij de zielvolle uitbeelding, die een Jozef Israëls van zoo een eenzame figuur geven zou, boven de kille van Bisschop, toch blijft eerbiedwaardig in dezen meester het eerlijk enthousiasme waarmee hij zijn uitverkoren mooi is trouw gebleven.