De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 21
(1904)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 105]
| |
I.Des Vaders eengeboren Zoon,
Verscheurd door bloed'ge wonden,
Bedekt met smaad en bittren hoon,
Is wreed ter dood gebonden.
Wat zijt Gij, Heer, met bloed bespat,
Wat zijt Gij wreed geslagen!
Hoe hebt Gij, moede en afgemat
Den last van 't kruis gedragen!
Hoe is Uw lichaam ééne wond
Van 't hoofd tot aan de voeten!
Daar is in U geen plek gezond,
Om onze schuld te boeten.
Ik ben van al Uw pijn de schuld,
Voor mij hebt Gij geleden;
Ik heb den lijdenskelk gevuld
Met smaad en bitterheden!
O Jezus, toon me Uw aangezicht,
Misvormd door mijne zonden,
Als ik verschijn voor Gods gericht
En sterk mij door Uw wonden.
| |
II.Jezu, Jezu, vreugd mijns harten,
Jezu, mijner ziele kroon,
Wie heeft U misvormd door smarten,
Jezu, schoonste menschenzoon?
Wie heeft U het hoofd doorstoken,
't Koningshoofd, met scherpen krans?
Wie dat reinste Hart gebroken,
Jezu, met een wreede lans?
Heer, wie dorst U vast te smeden,
Aan het kruis, met ruw geweld?
Wie heeft uitgerekt Uw leden,
Dat Uw beendren zijn geteld?
Wie, wie dorst U wederstreven
In Uw vlucht, o Cherubijn?
Zijt Gij niet van dood en leven
Heer en Meester, Jezu mijn?
Ik, o Heer, heb U geslagen
Toen de Raad U ondervroeg,
U bespottend dorst ik vragen:
‘Profeteer ons, wie U sloeg!’
Wil mijn zonden niet gedenken,
Ach, ik wist niet wat ik deed;
Heer, wil mij vergeving schenken,
Vóór Gij in het oordeel treedt.
| |
III.Is dat de Hemelkoning?
Een kruis - is dat Zijn troon?
Hij draagt geen lauwerkransen
Maar scherpe doornenkroon.
Zijn purper is Zijn eigen Bloed,
Dat stroomt uit duizend wonden, -
Een kostbre levensvloed.
Ach, Wien 'k aan 't kruis hoor klagen
Hij is des Vaders Zoon,
Die boven 't stergewemel
Gevestigd heeft Zijn troon.
Die handen, nu zoo wreed gewond,
Zij hebben aarde en zeeën
En hemelen gegrond.
Mijn ziel, aanschouw die handen!
Kent gij haar wonderkracht?
Zij houden maan en sterren
En zonnen in haar macht!
En nu - die wonden, bloedig rood,
Zij brachten heil aan de aarde
En redding uit den dood.
Wat Jezus heeft geleden -
Voor U heeft Hij 't doorstaan.
U trouw, is Hij blijmoedig
Den kruisdood ingegaan.
Voor U heeft Hij in bittren nood
Zich onder bange zuchten
Geofferd tot den dood.
O luister naar ons smeeken,
O lieve Jezu mijn!
Laat toch Uw bitter lijden
Voor ons niet vruchtloos zijn.
Verbreek der zonde heerschappij,
Opdat door Satans listen
Uw dood niet ijdel zij!
| |
IV.Aan het harde kruis verheven
Met drie nagels, scherp en groot,
Geeft Maria's Zoon Zijn leven,
Vastgenageld en ontbloot.
Zie, hoe 't bloed uit diepe wonden
Als uit duizend bronnen vloeit,
En tot delging onzer zonden
Als een beek het kruis besproeit.
Zie, hoe Jezus' wonden gloeien
Door de pijnen van den dood;
Hoe ze als roode rozen bloeien,
Passiebloemen, purperrood.
Zie, door Zijn gewonde leden
Vaart een kille sidd'ring heen,
Nu de dood komt aangetreden
En Hem dringt door merg en been.
Geen gezonde plek te speuren!
Van het hoofd tot aan den voet
Liet mijn Jezus zich verscheuren,
Overal bespat met bloed!
Heer, hoe velen dier kwetsuren
Sloegen U mijn zondental,
Talrijk als mijn levensuren
Door mijn ontrouw en mijn val.
Ja, mijn ongerechtigheden
Talrijk zijn ze als 't oeverzand,
En geen tranen of gebeden
Wisschen mijner zonden schand'!
Zooveel zonden - zooveel smarten,
Geene, die de Heer niet droeg;
Geene, die in 't diepst des harten
Hem geen nieuwe wonden sloeg.
Heer, vergeef dat ik U smarten
Meerder door mijn hoovaardij,
Luister naar de klacht mijns harten:
‘O, hoe bitter grieft het mij!’
Zie ik, Godslam, 't zoenbloed kleven
Aan mijn handen, roodgeverfd,
Ach, dan moest mijn ziele beven,
Als Gij aan het kruishout sterft.
Hoor de zuchten en de klachten
Jezu, van 't gebroken hart:
‘Nooit wil ik U meer verachten
En vernieuwen Uwe smart!’
| |
V.Aan 't kruis in bittre pijnen
Daar hangt Maria's Zoon.
Zijn duizend wonden schrijnen
En bloedig is Zijn kroon.
En onder 't kruis des Heeren
Daar stond de Lieve Vrouw:
Wie kan haar smart waardeeren,
Wie peilt haar diepen rouw?
Des Heeren wreede smarten,
Wat Jezus' Moeder lijdt -
Beweenen onze harten
In dezen passietijd.
Nijmegen, 1904.
|
|