Winter.
Naar de schilderij van Louis Apol.
Dat het op onze plaat secuur winter is, behoeft ons de titel niet te zeggen: er ligt een flink pak sneeuw op den weg, waar grootje, leunend op den schouder van haar kloeken kleinzoon, tegen het gladde brugje opsukkelt, en ze zal het, ondanks haar beschuttenden schoudermantel, vrij wat frisscher hebben dan wij, die, bij een lekker brandend vuurtje gezeten, plaatjes kijken. De jongen heeft zijn koude knuisten diep in de wijde broekzakken begraven en de bonten muts over nek en ooren getrokken; zóó kan hij er tegen, maar voor grootmoeder zal hij toch blij zijn als hij tusschen gindsche boomen den kerktoren ziet, want dan is 't nog maar een paar stappen, en ze zijn aan moeders huis, waar het oude menschje dicht bij het vuur met een kooltje in de stoof er haar gemak van nemen kan.
De aantrekkelijke schilderij, waarnaar deze plaat genomen is, siert ongetwijfeld de verzameling van een kunstliefhebber of hangt in het rijkgemeubeld salon van iemand, die zich zoo kostbare kamerversiering veroorloven kan, al is hij dan ook geen schilderijenkenner en heeft hij het aardige wintertje slechts gekocht op den goeden klank van 's schilders naam. In ieder geval heeft hij geen slechte keuze gedaan; denk u het geheel in kleuren: wit den weg, met hier en daar grijs-glimmende voetsporen en bruinig uitstekende stompels langszijden, wit besneeuwd het hekwerk van het brugje, vaal-groen de stammen met de lichtelijk besneeuwde takken tegen de grauw-witte, dikke lucht; in het verschiet de warm-gouden schijn der dalende zon door het dichte hout en geestig tegen dien donkerder achtergrond uitkomend het wittige vlekje van grootmoe's mutsje; dan de donkere figuurtjes tegen het rondomme wit - dat maakt te zamen zeker een heel fraai effect. Daaromheen een mooie, vergulde lijst staat rijk, vooral op stemmig behang en in weelderig uitgedoste omgeving, waar het vriendelijke stuk ongetwijfeld de belangstelling wekt van den bezoeker, tot niet geringe voldoening natuurlijk van den gelukkigen eigenaar.