Bij de Platen.
Goeie reis! -
Ons vroolijk ganzenhoedertje schijnt meer schik te hebben in den gillenden, puffenden sneltrein, die in den vroegen morgen de vredige velden doordavert, dan in zijn gevederde vrienden, de ganzen: hij maakt ten minste de grappigste capriolen met armen en beenen en roept den voorbijsnellenden reizigers een luidruchtig ‘goeie reis’ toe. Het ganzenvolk voelt zich door deze brutale stoornis der landelijke stilte minder gesticht: de verschrikte koppen hulpeloos in de lucht, heffen ze een wanhopig gekwaak aan en waggelen, zoo gauw als hun wankele beenen en corpulente lijven het veroorloven, het veld in, als wilden ze hulp en heul zoeken bij hun gemoedelijken hoeder en zijn onverstoorbaren kameraad, den trouwen Fik.
Fikkie en de baas zijn den levenmaker al lang gewend, maar op de gevederde dikzakken heeft zijn verschijning telkens weer een ontzettend effect; 't is maar goed, dat zij er geen teere zenuwtjes op nahouden, anders zou door die voortdurende emoties hun welgedaanheid ernstig in gevaar en de ganzenboer in last komen.