De kinderen van den schilder.
Al leed zou bij die lichte jeugd tè deerlijk zijn,
Bij hèn zij spel en muziek, in één heerlijk-rein,
Eén rusteloos geluk van rust.
Aan deze verzen van een groot dichter moesten wij denken bij het bezien en nogmaals bezien van de twee allerbekoorlijkste kinderfiguurtjes op onze plaat. Men kan er zijn oogen haast niet van afhouden, zoo lief zijn de twee kleine dochtertjes van den schilder Cornelis de Vos. Het oudste - links gezeten - is vier jaar, zusje is drie, beiden zijn ze blond en blozend als kleine Vlaamsche vrouwtjes, met roode mondjes en glanzende oogjes, die den toeschouwer aankijken in de heldere onschuld der argelooze jeugd. En wat zijn ze kleurig en kostelijk gekleed, moeders mooie lievelingen; de fijne mutsjes staan als kroontjes van kantwerk op de hoofdjes en het zijige haar omvlokt als een vlossige goudvloed de gezichtjes, wier bloesemige blankheid nog verteedert in den bleeken weerglans der witte, rijk-geborduurde kragen. Kijk, hoe minzaam-kinderlijk de jongste haar kanten schortje ophoudt om de tros kersen erin op te vangen, die zus in 't handje heeft.
Hun vader zelf was schilder, en zou hij dan zijn zoete lievelingen niet eens uitschilderen, om later te kunnen zeggen: kijk, zóó zagen ze eruit mijn twee meiskens, waren ze geen aardig paartje?
Vader en moeder waren burgerlieden; en vaders begunstigers de eenvoudige burgers van Antwerpen, want de ridder Rubens en zijn aristocratische leerling Anton van Dijck waren de portretteurs der rijke en voorname lieden, der vorsten en hovelingen. Meester De Vos liet, bij allen eerbied, deez' beiden graag in hun waarde, zocht in de kunst zijn eigen weg en hield zich aan zijn nederige modellen, die hij afbeeldde met de ernstige toewijding van een eerlijk, zijn schoon handwerk boven alles liefhebbend, conterfeiter.
Hij schilderde dikwijls kinderen, wel niet zóó vorstelijk in hun verfijnde voornaamheid als die van Anton van Dijck, maar met al de innigheid en werkelijkheidsliefde van zijn goed-rond Vlaamsch gemoed, dat de roerende onschuld der kinderziel weer te geven zocht in de reine teederheid van het blij-kijkend kopje.