schepen in de haven aan, twee kleine stoombooten verbrandden, drie en twintig visscherspinken liet men zinken om ze te behouden voor de vratige vlammen. Alleen het tolwachthuis, de expeditiegebouwen, de kleinste volksschool en eenige particuliere huizen bleven staan; op het eilandje Buholm bij voorbeeld tien woningen, vier fabrieken en een paar pakhuizen.
Was de ramp ontzettend, die Aalesund trof, bewonderenswaardig vorstelijk en spoedig betuigde zich de menschlievendheid.
Van Stavanger, Bergen en Christiaansond voeren onmiddellijk 23 stoombooten met levensmiddelen en kleederen ter hulp. Tenten, bedden, proviand, geneesmiddelen, verbandstoffen, kleederen, timmerhout, - het Zweedsch-Noorweegsche en Deensche hof, de Duitsche keizer - deze zond dadelijk 10.000 Mark voor de noodlijdenden - de rijke Hanzesteden Hamburg en Bremen wedijverden met elkander om het geteisterde Aalesund er van te voorzien. De stoomer Phönicia van de Hamburg-Amerika-lijn en de Weimar van den Noordduitschen Lloyd vertrokken reeds daags na de ramp met een kostbare lading. Een aantal artsen, zusters van barmhartigheid en ziekenverplegers hadden ze aan boord.