jaren een groote vriendschap ontstaan. Zij waren buren en niet zelden elkanders gasten. Wanneer zij voor zaken naar de stad moesten, werd de tijd daarvoor gewoonlijk zóó gesteld, dat ze te zamen konden gaan en niettegenstaande zij ongeveer vijftien jaar in leeftijd verschilden, konden de beide heeren het uitstekend eens worden. De vriendschap had zich zelfs zoover uitgestrekt, dat de een nauwelijks iets zou ondernemen, voordat hij den ander geraadpleegd had.
Dit in aanmerking genomen, was het niet te verwonderen, dat vroeg of laat ook Eva in John's vriendschap zou gaan deelen, en wel op een geheel bijzondere wijze.
Papa Braxton was reeds kort na de kennismaking met John een stille hoop voor zijn eenigst kind gaan koesteren, en Eva voelde haar hart ook heel anders kloppen dan voor een zestal maanden terug, maar zij zweeg als het graf.
Haar aanstaand huwelijk met John Morgan gaf dus alle reden te hopen, een bron van geluk te worden, zoowel voor mijnheer Braxton als voor het jonge paar.
John was dertig, acht jaren ouder dan Eva. Hij zou ongetwijfeld het voorstel met warmte toejuichen, maar juist nu kwam de gedachte, welke Eva zoo kwelde.
Zij hervatte hare alleenspraak en zei:
‘John houdt zóó vast aan zijn gewoonte om alles met papa te wikken en te wegen, dat het meer dan waarschijnlijk is, dat hij ook thans papa vragen zal stellen over mijn eigenschappen! Ik geloof niet, dat het een van beiden zou tegenstaan als iets vreemds, om niet te zeggen, ongepasts; zij zijn het te zeer gewend.
‘Ik weet wel, dat papa heel veel van mij houdt, maar hij is zoo'n vreemde man en bovendien is hij ook dikwijls langen tijd op reis geweest, zoodat hij mij niet zoo goed kan kennen als indertijd mama en zooals thans nog verscheidene menschen. Het zou dus best mogelijk kunnen zijn, dat papa mij niet geheel geeft wat mij toekomt.
‘'k Ben natuurlijk niet bang, dat papa iets zal zeggen wat tegen mij pleit. O, neen, want ik ben er van overtuigd, dat hij dit niet zàl of kàn doen!’ (Vooral de laatste motiveering werd met klem uitgesproken). ‘Maar het idee, besproken en verhandeld te worden, is het, wat mij ergert!’
Een weinig tot bedaren gekomen, moest Eva zelf over hare opwinding lachen. Wat was dat nu toch voor nonsens, ze stelde zich aan als een dwaas! 't Waren immers louter veronderstellingen!
Andermaal trachtte zij het onderwerp uit hare gedachten te verbannen. Zij nam een boek om zich te verstrooien, maar het lezen wilde niet al te best vlotten. Telkens overmande haar weer de fantasie en ze gevoelde zich er door beklemd als door een nachtmerrie.
Zij was op hetzelfde oogenblik in staat geweest onverwijld wraak te gaan oefenen en evenzoo geneigd spijt te hebben over haar lichtvaardig oordeel.
Bleef hij maar niet zoo lang weg! 't Was nu al twintig minuten; dàt maakte haar juist zoo boos.
Eindelijk kon zij de verleiding niet langer weerstaan.
‘Ik ga hem na,’ besloot zij en haar duiveltje, zich vergenoegd de zwarte klauwen wrijvend, stapte haar zegevierend achterop. De geluksverwoester wist zich thans zeker van zijn prooi en tegen elken prijs zou hij ze trachten te bemeesteren.
Eva verloor geen minuut meer. Zij verliet de zaal en begaf zich naar het ontvangsalon, waar zij meende haar papa met John te vinden. De deur stond evenwel open en één blik was voldoende om haar te overtuigen, dat de kamer verlaten was.
Waar waren ze gebleven?
De neergelaten jalouzieën beletten den brandenden zonnestralen het vertrek nog benauwder te maken dan het reeds was. Mogelijk waren papa en John deze ondraaglijke warmte ontvlucht.
Zou zij nog teruggaan? Misschien duurde het nu niet lang meer voor John weer bij haar kwam. Maar de zwarte sinjeur achter haar trok een grijnslach en gaf haar een duwtje in den rug.
Juist wilde zij haar onderzoek voortzetten, toen een geluid van stemmen haar oor bereikte. Het kwam van den tuinkant, door de openstaande glazen deuren.
‘Ze zijn buiten,’ fluisterde Eva, ‘ik zal hen tegemoet gaan.’ Geruischloos liep zij over het zachte tapijt het vertrek door en bleef voor de jalouzieën staan.
Terwijl zij deze wilde ophalen om zich toegang tot den tuin te verschaffen, drong hetzelfde geluid van zooeven tot haar door, doch thans kon zij duidelijk de stemmen van haar vader en John onderscheiden. Zij bedacht zich een oogenblik en liet toen weer het koord los. De gelegenheid was te verlokkelijk om te laten voorbijgaan.
‘Ik vraag gewoonlijk uwe opinie over zaken, die mij interesseeren,’ hoorde zij John zeggen en hij voegde er lachend aan toe, ‘en dit is een kwestie waarin u als vader meer belang stelt dan in welke handelsonderneming ook. Bent u er werkelijk zeker van, dat zij aan de eischen zal voldoen?’
‘Wel, John, ik weet niet of ik daarvan nu wel zoo heel zeker kan zijn,’ zei mijnheer Braxton 'n beetje afwerend. ‘Toen ik je mijn meening zei, heb ik, 't is waar, van mijn ervaringen gesproken, maar je moet daarom toch niet uit het oog verliezen wat anderen zoo al gezegd hebben. Zooals je wel begrijpen kunt, is het mij niet mogelijk je even volledig in te lichten als degenen die ze voortdurend onder de oogen hebben gehad.’
‘Daar hebben ze het warempel juist over mij zooals ik me voorgesteld had! 'k Heb me toch niet bedrogen en 't ergste van alles is, dat de vader wantrouwend over zijn kind spreekt,’ bracht Eva met moeilijk ingehouden woede uit. Haar gezicht werd rood als vuur en in haar toorn was zij in staat geweest, haar vader en verloofde op de plek te beschamen, maar hare nieuwsgierigheid hield de overhand en, hopende nog meer te kunnen opvangen, besloot zij te blijven luisteren.
Papa weerhield zich er van, zijn meening duidelijk genoeg uit te spreken, omdat hij veel afwezig was geweest, en hij liet het over aan anderen, aan vreemden, een geloofwaardige getuigenis te geven! Alsof zij hun meening niet zouden laten leiden door jalouzie!
‘Ziet u, ze moet een gedweeën aard hebben, anders zou ze niet handelbaar zijn als er eens iets ongewoons voorviel,’ zei John op gedempten toon. ‘Ik heb gehoord, dat zij haar kop kan toonen en soms nog al erg en dat is 't waarvoor ik bang ben. Ik hoorde dit pas van morgen en het hindert mij te meer, daar de zaak zoo goed als beklonken is. Ze moet geheel voor haar gewichtige taak berekend zijn, want het zou me razend maken, zoo ik door haar mijn geluk verstoord zag, daarom beter intijds dan te laat. Ik wil er bepaald een hebben, die goed mak is.’
‘Goed mak!’ siste Eva met een spotlach. ‘Ik moet zeker zoo zachtmoedig zijn als een lam, zonder ooit mijn mond te durven openen tegenover wie weet welke uitdagingen, terwijl hij, de heer en meester, bevelen uitdeelt en zegt wat hem in het hoofd komt! 't Hindert hem, hè?’ en dan, haar hoofd in den nek werpend, ‘omdat de zaak zoo goed als beklonken is! O, je zult je woord terug hebben, direkt. Zoo'n slang!...’
‘... daarvan spijt?’ waren de eerste woorden, welke de van woede en verontwaardiging sidderende, jonge dame achter de jalouzieën vernam.
't Was haar vader, die dit gezegd had.
‘Och, neen,’ gaf John weifelend ten antwoord, ‘ik veronderstel, dat ik den koop toch wel kon laten afspringen door een kleine schadevergoeding te betalen. Ik vind ze overigens niet onaardig, misschien een beetje te mager en gewoonlijk maakt ze te groote passen... niet zoo erg gracieus,’ klonk Eva tergend-spottend in de ooren, ‘maar dat kan mij nu eigenlijk minder schelen.’
‘O, dat is de moeite niet om van te spreken, want ze is om zoo te zeggen voor dagelijksch gebruik. Ze zou toch nooit onder haar meer aristocratische zusters eenig vertoon maken en 't is ook niet daarvoor, dat je haar neemt, is 't wel? Je hebt nu eenmaal keus gemaakt, anders zou ik moeten zeggen, zie van haar af, er zijn er wel meer te krijgen! Je wilt er een, die kalm is en gemakkelijk in den omgang!’ zei mijnheer Braxton, wien het onderwerp merkbaar verveelde.
‘Precies!’ zei John haastig, ‘maar na hetgeen ik van morgen omtrent haar gehoord heb, ben ik huiverig nu te beslissen en indien het waar is, zou ik er volstrekt niet op willen ingaan.’
‘Ik kan je geen ongelijk geven, en het spijt mij zeer, dat ik je hierin niet van dienst kan zijn, doch ik moet bekennen, dat ik je opinie ten volle deel.’
‘In orde dan,’ zei John, ‘zoodra ik meer verneem, zal ik het u laten weten,’ en op zijn horloge ziende, ‘ik mag mij wel haasten om naar Eva te gaan! Wat zal zij wel denken van mijn lang wegblijven? Ik wil het voor haar liever geheim houden.’
Eva trok met een nijdigen ruk de jalouzie omhoog en trad naar buiten om de beide mannen met vlammende oogen te gemoet te snellen.
‘Het is onnoodig haast te maken om u naar mij te begeven, mijnheer Morgan!’ kwam sarcastisch van haar lippen. ‘Toevallig heb ik een groot gedeelte van uw interessant gesprek gehoord! Ik kan best begrijpen, dat u het liever voor mij geheim zoudt willen houden. Ik begrijp ook uw angst, eene vrouw in het vooruitzicht te hebben, die haar “kop” kan toonen. Gij, mannen, verkiest een vrouw, die zich geduldig aan alles zal onderwerpen, die door het huis loopt als een tamme vogel, te bang om... om...’
Buiten zichzelf van woede, zweeg zij een oogenblik en barstte toen los in een vloed van tranen. Zij wendde zich tot haar vader om ook hem zijn on waardig gedrag te verwijten.
‘Nooit, nooit had ik kunnen denken, dat u zóó over uw dochter zoudt spreken! O, 't is tè laag!...’
‘Lieve Eva, ik...’ begon haar vader met een stem, welke de uiterste ontsteltenis verried, maar Eva keerde hem den rug en plaatste zich voor haar verloofde.
‘U behoeft noch mij, noch mijn vader eenige schadevergoeding te betalen, ten einde van zoo'n ongewenschte vrouw ontslagen te zijn! 't Is misschien wel mogelijk, dat ik mijn “kop” kan toonen. Ik zal u de moeite besparen informaties omtrent mij te nemen... Ja, u heeft wel goed opgemerkt, ik heb een driftigen aard. Ik geef u mijn jawoord terug. Daar is uw ring!’ Zij had dezen van haar vinger geschoven en wierp hem voor zijn voeten. ‘Ik wil u nooit meer zien; ik veracht u!’ beet zij John toe, die haar kalm aanhoorde. ‘O, te moeten denken, dat u beiden zóó over mij kondt spreken alsof ik een paard was of een hond of...’ en komisch-vlug haar betraand gezichtje in een vinnig lachje plooiend, ‘mager ben ik, hè, en als 'k loop, zet ik mijn beenen te wijd van elkaar?’
‘Mijn lieve Eva,’ onderbrak haar vader, ‘wij spraken over een paard!’
‘Een paard!’ hijgde Eva, tot haarzelve gebracht door den ernstigen blik van haar vader.
‘Ik was voornemens een voor mijn aanstaande vrouw passende merrie te koopen, en ik raadpleegde daaromtrent mijn