Een sledevaart van den Poolschen koning Sobieski. -
Wat een phantastisch vertoon, dit uitrijdend Poolsch koningspaar! 't Lijkt een sprookje, zooals ze daar aankomen uit hun tooverblank paleis. Zie de vorsten daar zitten in hun slede, zij in 't hermelijn met wuivende veeren op 't hoofd, hij, eenvoudiger, en zonder pronk van kleed ij, trotsch en vastberaden voor zich uit starend; omstuwd van een ruidrom, zoo fier en stout en schitterend uitgcdost als onze prachtarme tijden nooit zagen. Zie die heerlijke paarden met hun wapperende pluimen, hun glanzende schabrakken, die voorrijders, recht en onverzettelijk in 't zaâl in hun goudgeel kleed met rosse tressen, bontmutsen op de zwarte haren, rijzweepen in de hand. En dan die flambouwdragers, den stoet vooruitsnellend in hun scharlaken livrei, alles wuift en wappert, klingelt en blinkt wat aan hen is, en op hun donkere koppen staat fel-wit de tulband met de schitterstar van Polen voor 't voorhoofd. Zoo trekt hij uit, de held, omstuwd van vaandels en standaarden, van staalgeflonker en vlammenlicht, door de nachtelijke stad; en waar hij verschijnt, daar heffen rijen van dienaren hun reuzenflam bouwen naar den donkeren hemel, daar wordt het hel dag van fakkelvlammen en stralende lantarens, daar barst een hartstochtelijk: ‘Heil u, koning der Polen!’ ter eere van den held, die Christenrijk redde van het geweld der Turken.
Sedert 14 Juli 1683 belegerden 300.000 Turken de stad Weenen, door graaf Stahremberg met 20.000 man wanhopig verdedigd. Wanhopig en hopeloos, zoo Sobieski met zijn 30.000 Polen niet gedaagd ware en eenstemmig tot opperbevelhebber uitgeroepen door alle Europeesche troepen, vóór Weenen's muren strijdend tegen de Mohammedanen. Sobieski ontzette Weenen op 13 September en vernietigde het Turksche leger.
Arm Polen, dat deez' droom van schoonheid en heerschappij, die eens werkelijkheid was in de historie, waarvan onze plaat een tafereel geeft, wel nooit meer zal verwezenlijkt zien!