Draaiers-werkplaats.
Naar de schilderij
Van Tony Offermans.
draaierswerkplaats, naar de schilderij van tony offermans.
‘Goed licht bij den arbeid is maar alles,’ zegt de oude dorpsdraaier bij zichzelf, en hij schuift zijn draaibank zoo dicht mogelijk voor de wijdopen deur.
Heerlijk, zoo dat volle licht van de heldere morgenzon op je bezige handen, op de blinkende schroeven en raderen, waartusschen het harde hout zijn mooie, gladde rondingen krijgt.
Er waait een lekker briesje over 't groene land, en de jonge blaadjes, waar de baas, als hij even opkijkt van zijn werk, net het oog op heeft, hangen te leven en te beven van louter lentepret.
‘'t Doet een oud mensch goed aan z'n leden, zoo'n mild windje; je stopt 'n versche pijp en gaat met nieuwen lust aan den gang, en 't lijkt wel, of 't in lang niet zoo vlotten wilde a's dezen ochtend,’ peinst de baas, en hij trapt, dat het groote wiel wentelt en de kleine wieltjes en radertjes rennen, dat het een aard heeft.
Zóó heeft de schilder oud baasje bezig gezien; hij had schik in dien verstandigen, oolijken kop met den bril op den neus en het pijpje vast in den tandeloozen mond.
‘Of de baas nog 'n poosje zoo bezig bleef?....’
‘Gerust heerschap, ga je gang maar, als je me uitschilderen wilt.’
Dat liet Tony Offermans zich geen tweemaal zeggen: 't ‘standje’ was te mooi. Fluks z'n schildersbagage achter in 't werkplaatsje opgesteld en aan den arbeid, terwijl de baas, den jongen zomer in 't oude hoofd, menige mop ten beste gaf, tot groot vermaak van den schilder, en 't zou ons niets verwonderen, als deze, vóór hij heenging, zijn geduldig model diens portret had aangeboden, gelijk wij het hiermee onzen lezers doen.