De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 21(1904)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 6] [p. 6] Bruidsweelde. I. Mijn zuster, nu ge uw zuivren maagdom brengt Aan 't offeraltaar, als een lam Sneeuwwit, nog van geen scherpe schaar gekrenkt, En in een helle, gouden vlam Verterend, heden de eerstelingen schenkt Aan Jesus, 't Lam, dat lijden kwam Uit liefde en hing ontzield en gansch gezengd Aan d' ijselijken folterstam; Wijd ik u 't lied, dat blijde zingt En, een fontein gelijk, opspringt In 't Lentefeest, wijl heerlijk opengaan De lelies, en vol witte vlammen staan In donkre doornen, wolkend wijd Den wierook van haar zuiverheid. II. Hoe 't om en om den hof doorklonk, Als uwe ziel, aan Jesus’ zijde, Hem heel haar zijn en werken wijdde En luid haar heilig hooglied zong! O, van Zijn lach haar bloeisel dronk Die lelie-witheid, waarin blijde Zijn maagdenminne zich vermeide, Daar stralend haar Zijn glans omblonk! Dat alle zustren, schoone bruid, Uw lied en kuische minneluit In stille roerloosheid aanhooren, Straks waakt ook òp haar wondre zang, In trilling teer van zielsverlang: Te zijn des Bruigoms uitverkoren! III. Mijn lieve heilige, wier oogen zacht Als korenbloemen zijn in 't blonde graan, Die in het windbewegen rustig staan En altijd zien naar de eeuwge zonnepracht; Hoe of ik lange dagen aan U dacht En denken moest, daar 'k nooit mijn ziel verzaên Kon van dat zoet genot, dat Jesus aan U deed, u leidend uit verlangens nacht In morgenrood en zonnetuinen van Zijn warme liefde, waar gij heerlijk gaat In 't gratiekleed, het zuivre maagdgewaad, Stil fluisterend, wat geen beluistren kan, En eet de woorden Zijner lippen rood: Uw zielespijs en goddlijk liefdebrood. Abdij Berne, Heeswijk. Raph. G. GREVEN, Ord. Praem. Vorige Volgende