De Zoele Lieve Vrouw van Den Bosch.
(Slot.)
De gansche stede kreeg haar Moeder-Godsbeeld lief als een onwaardeerbaren schat, door God haar toevertrouwd; een onderpand van 's Hemels rijken zegen, rustend op de veste; de kracht Gods, alle ramp en verderf werend van Godfrieds grond, vrede zaaiend en welvaart op den Bosschen bodem. Niet dan met heiligen schroom werd thans over de eens verstooten Lieve-Vrouw gesproken. Lang peinsde men hoe haar een naam te geven, alle liefdevolle eigenschappen in zich bevattend, welke zij reeds den stedelingen had geopenbaard, en - heerlijke uiting van middeleeuwsche piëteit - men begroette haar met den naam van ‘Soete of Soetste Moeder van 's Hertoghen-bossche.’
Wel mocht dit een schaars gebruikte term heeten ook in die dagen, maar geen benaming scheen der burgerij meer geschikt, de teedere liefde, den weldadigen invloed uit te drukken, van het Mariabeeld reeds uitgegaan; een invloed, in een breede reeks van zegeningen Maria's gezindheid kenschetsend, als die der Beste aller Moeders; zoeter, welgevalliger voor het menschelijk hart dan het sap is van het suikerriet voor 's menschen smaak. En door deze benaming als overwonnen en beheerscht door een dierbaar kroost - zegt Wichmans - wilde Maria dezen liefelijken naam niet in ijdelen klank verkeeren maar streefde meer om ‘soet’ te zijn dan aldus genaamd te worden.
Talrijke personen zouden dra op onderscheiden wijzen ondervinden, welk een zegen, als een weldadigen hemeldauw, deze het Moederharte zoo streelende benaming, allerwege verspreidde.
De aanroeping van dit lieflijk woord scheen de kracht te evenaren, aan Jesus' zoeten naam verbonden, die de Apostelen wonderwerken deed verrichten, zonder tal.
Een rijke keuze van de treffendste verhalen bieden ons hieromtrent de meest betrouwbare bescheiden aan.
Dezelfde dienaresse van Maria, de meergemelde Hedwig van Vicht leed na eenigen tijd aan een hevige ontsteking, die haar nacht en dag deed kermen van de ondragelijkste smarten. Wederom echter werd zij bevoorrecht met een hemelsche verschijning. Thans openbaarde Maria zich aan haar in een droomgezicht, terwijl zij sprak: ‘Sta op, mijn dochter, begeef u naar mijne kapel, tot mijne beeltenis, bid dáár en gij zult genezen zijn. Blijf in mij vertrouwen stellen en wier welwillendheid gij thans aanschouwt, hare kracht zult gij dra in u ontwaren.’ Wederom ondervond de huisvrouw, met dankend hart, Maria's zegenende hulpe.
Niet slechts ziekten weken voor de Lieve-Vrouw van Den Bosch, ook de schadelijke elementen toonden, vaak den machtigen invloed te eerbiedigen, aan den naam van ‘Zoete Moeder’ verbonden.
Een knaap, die te paard een stroom doorwaadde, viel van zijn onstuimig ros en waande reeds zijn laatste uur geslagen, toen hij, in het uiterst gevaar, den bijstand inriep der Zoete Lieve-Vrouwe, haar een beêvaart belovend naar het heiligdom in de St. Jan. En ziet, op hetzelfde oogenblik schenen de golven hem als te dragen, zoodat hij in een oogwenk behouden den overkant bereikte.
Ook het vuur werd menigmaal in zijn vernielenden aard gestuit bij de aanroeping van dit lieflijk woord.
Een burgerwoning, geheel uit hout vervaardigd, geraakte in brand. Weldra hadden de verslindende vlammen het gansche perceel bemeesterd en deelden zich reeds aan de belendende panden mede. In dezen hachelijken oogenblik hief de vrouw des huizes de handen smeekend ten hemel en op de knieën nedervallend, riep zij met luider stem: ‘Zoete Vrouwe, liefste Moeder, een huis van was breng ik u ten offer, zoo gij ons en de buren redt uit deze ramp.’ Zij had nog niet gesproken of, als kwam een stortvloed uit 's hemels sluizen neer, de vlammen waren opeens gebluscht, ja zelfs de woning had niet het minste letsel bekomen. Haar beloftewoord getrouw, bood nu de verheugde poorteres der Zoete Moeder een huisvormig ex-voto ten dankoffer aan.
Was een dergelijk feit niet uitermate dienstig, om de gansche burgerij tot warme godsvrucht op te wekken jegens hare hemelsche Beschermster? De genadekapel bood vaak geen ruimte om allen te bevatten, die hun dankbaar gemoed kwamen luchten in hartelijke zegeningen. Men verdrong zich voor hare beeltenis, bracht bloemen aan en licht, gouden en zilveren kunstschatten, die den luister moesten verhoogen van haar troon. Ja, de geestdrift om de Lieve-Vrouw te eeren was zoo groot, dat, na elke godsdienstoefening in de St. Jan, geen Bosschenaar het kerkgebouw verlaten wilde zonder eerst zijner ‘Zoete Moeder’ een korte groetenis te hebben toegestierd - een vroom gebruik waarin de nazaat zijne vaderen niet beschaamt. Plechtige processies werden in de meest godvruchtige stemming te harer eere gehouden; vooral de luisterrijke ommegang, telken jare, door de straten der stad, kende haar weêrga niet in het rijk der Nederlanden. Dan uitte kunst en vroomheid zich in het heerlijkste praalvertoon, dat denken deed aan Oostersche weelde, maar in het oog der stedelingen niets anders heeten mocht dan de nederigste blijken eener dankbare kinderminne.
En voorzeker, meer dan moederlijk was Maria's bescherming waarin de bevoorrechte stede en derzelver burgerij zoo gaarne zich verheugde. Hiervan vinden wij bij Zylius het volgend verrassend bewijs geboekt. In zekeren nacht had een dief zich toegang verschaft tot de woning eens poorters. Door sloten te verbreken verlustigde hij zich reeds in een rijken buit en niets restte hem nog, dan weer behoedzaam den vreemden bodem te ontvluchten. De bewoners lagen onderwijl in diepe ruste, onbewust van het gevaar, waarin dien oogenblik hun have en geld verkeerde. Doch Maria waakte over den eigendom harer gunstelingen. Want in den slaap scheen het der huisvrouw toe als beduidde haar de Lieve-Vrouwe, dat er onraad heerschte in haar huis.
‘Sta haastig op,’ zoo meende zij te vernemen, ‘ontsteek licht en spoed u naar het hier aangrenzend vertrek: een booswicht eigent zich dáár uwe kostbaarheden toe; weersta hem kloekmoedig, ik zal u bijstaan.’
De vrouw, met bovenaardsche kracht bezield, staat plotseling tegenover den niets kwaads vermoedenden inbreker en de natuurlijke beschroomdheid harer sekse vergetend, overstelpt zij den ellendeling, gloeiend van verontwaardiging, met een stroom van verwijten.
Deze staat als aan den grond genageld, verbijsterd van ontzetting; 't is als voelt hij alle krachten hem begeven en sidderend over alle leden, zinkt hij aan de voeten der vrouw neder, haar om vergeving smeekend en genade. Van alle kostbaarheden werd hij hardhandig thans beroofd en op nederigen toon bad de dief, eenigermate tot zichzelf gekomen: ‘de goede huisvrouw zou de deur harer woning hem ontsluiten, want een langer toeven ware zijn dood!’ Een weigerend antwoord hieromtrent deed den nachtelijken bezoeker ten laatste besluiten door het venster te ontkomen, waarlangs hij deze huizing was binnengedrongen.
Evenwel niet 's-Hertogenbosch alleen, werd aan den heilzamen invloed deelachtig, die van het veelgeliefd Mariabeeld uitging.
De mare van zielroerende wonderfeiten had zich dra verspreid tot verre buiten de grenzen des lands, overal de teederste gevoelens van godsvrucht verwekkend en vertrouwen in haar moederlijken bijstand.
Ook den vreemden bleek het, dat de inroeping harer hulpe, onder de lieflijke benaming van ‘Zoete Moeder van den Bosch’ in 's levens nooden en gevaren, het vaste anker was der hope, een ondoordringbaar schild van Godsvertrouwen, een hemelsche artsenij in allerhande kwalen, een machtsopenbaring, sterker dan die des doods.
Stilzwijgend gaan wij de genezing voorbij van onderscheidene personen uit den lande, die, na toezegging eener bedevaart naar hare stede, op één oogenblik, het vrij gebruik herkregen hunner leden; hunne boeien geslaakt, hunne kerkers geopend zagen; of reeds in het aanschijn des doods verkeerend, nieuwe levenskracht in zich gevoelden. Deze allen knielden dankend neer voor hare beeltenis, offers brengend van wijn en koren of onderscheiden exvoto's bevestigend aan den wand des heiligdoms.
Een enkel feit uit deze verbazingwekkende wonderenreeks zij hier vermeld.
Den 14den Februari 1383 brachten Nicolaas Henricus en diens zoon aan de Lieve-Vrouwe hunne dankbare hulde, voor de redding uit een tweevoudig gevaar.
Met een lading koren door de bekende zeeëngte van Denemarken stevenend, om koers te zetten naar hun vaderstad, Schiedam, liep het schip met volle zeilen op een zandbank en raakte dusdanig daarop