in die blinkend-fijne takjes en 't bleek-versteven riet; de ijskegels aan de brug zijn te onderscheiden zelfs, maar, en dìt is het mooie van al die precieze secuurheid, het landschap is grootsch, breed gebleven, en de weidsche roerloosheid van zoo'n witte wereld heel duidelijk voelbaar gemaakt. Eerst na lang en aandachtig bekijken komt men ertoe de innerlijke deugd te bespeuren van deze, naast de gemakkelijker aansprekende bekoring van modern werk stijf lijkende, kunst. We worden er niet zoo gauw vertrouwelijk mee als met een wintertje van Apol of Du Chattel: de taal, waarin de kunstenaar zijn natuurindruk zegt, is een andere, kernachtiger en beslister dan die van de meeste hedendagers, maar voor wie ze verstaan leerde, voor wie ernstig en toewijdend bekijkend dit oude werk liefkreeg, is het een eigenaardig genot onze musea te bezoeken en daar telkens als van aangezicht tot aangezicht te staan tegenover de schoone liefde van een kunstenaar uit zoo lang verleden geslacht; 't is haast een gemeenplaats te zeggen, dat de kunstenaar voortleeft in zijn werk, maar wézenlijk is het zoo, immers het leven, dat is de zielsaard, de hem eigene begaafdheid, ligt voor eeuwig waarneembaar en open voor den gevoeligen kijker in het werk van 's kunstenaars handen.
Déze heette Jan van de Capelle en leefde te Amsterdam omtrent het midden der 17de eeuw. Van geen heeft hij onderricht gehad, en toch wordt hij onder de edelste meesters der Nederlandsche kunst gerekend. Hij was een rijk man, zijdeverver van beroep en schilderde voor eigen genoegen, meest zeegezichten, enkele sneeuwlandschappen, fijn van toon. Hij hield er een aanzienlijke verzameling teekeningen, schilderijen en studies op na, waaronder menige van Jan van Goyen, wiens zilverachtige verschieten hem wel zeer lief moeten geweest zijn, hoe weinig ook tijdgenooten ze te waardeeren wisten. Ook van den beroemden marineschilder Simon de Vlieger hield hij veel, zeker niet denkend, dat eenmaal een schiftend en rangschikkend nageslacht zijn liefhebberij-werk om fijnheid van bedoeling en diepte van natuurgevoel stellen zou bóven dat van den bewonderden meester.
Het fraaie wintertje, dat we hier geven, hangt op het Mauritshuis.